Welk type oester-eter ben jij?

Heb je jezelf al eens afgevraagd wat voor type oester-eter je bent? Deze vraag valt je misschien wat rauw op de maag, maar het is werkelijk van belang. Als je namelijk nog een beginner bent, en oesters zijn nog niet helemaal je ding, begin dan bijvoorbeeld met Beausoleils of La Saint Simons, of anders, aan de Amerikaanse Westkust vertoevend, zoete Kumamotos. Ben je echter een zoutvreter, dan “look for oysters grown in or near the open ocean”, neem Pemaquids, Glidden Points, Wiannos, of Island Creeks. Beschouw je jezelf een echte kenner, en speelt geld geen rol, dan… etc.

Bladzijden lang word je als lezer op luchtige wijze aan de hand genomen om aan de hand van je eigen smaak en voorkeuren (en snobisme) bepaalde soorten oesters te proberen – ik heb nooit beseft dat er zovele soorten waren, en alleen al in “North America”. Is dat laatste (extra) ironie? Beseft de auteur dat hij een boek maakt met een zeer specifiek onderwerp voor mogelijk een wel heel klein publiek: The Connoisseur’s Guide to Oyster Eating in North America – dus niet eens over oesters in het algemeen maar over het eten van oesters, en dan specifiek in Noord-Amerika.

Lees verder

Emile Zola’s werken

Mooie, 19e-eeuwse boekbandjes trekken altijd mijn aandacht, zeker als ze voor 1 euro op een kraam liggen. Ik kwam nu drie gelijkvormige bandjes tegen, die bij nadere inspectie vroege vertalingen bleken van 3 delen uit Emile Zola’s beroemde Rougon-Macquart serie. Zola was eind de 19e eeuw de grote inspiratiebron voor naturalistische schrijvers door heel Europa. In Nederland was Marcellus Emants een warm pleitbezorger van Zola en is ook Louis Couperus in het begin van zijn schrijverschap in sterke mate beïnvloed geweest door Zola en diens – in de roman uitgewerkte – theorieën over “herediteit”, de invloed van erfelijkheid en milieu (leefomgeving) op het gedrag en het leven van de individuele mens.

De Rougon-Macquart cyclus wordt gevormd door in totaal 20 delen, verschenen tussen 1870 en 1893.  De vertaling van de drie delen die ik hier in handen heb, is van tussen 1893 en 1910, uitgegeven door de gebroeders E. en M. Cohen (te Nijmegen en Arnhem). De vertaling zou bestaan uit 28 (!) delen, à 60 cent  per stuk en 1 gulden per gebonden deel.

“De werken dezer Serie, die uit 2 dln. bestaan, zooals deel VI en VII enz. komen te samen in één band.”

In aantal banden komen we dus weer op 20 uit, zo vermelden de uitgevers. De boeken roepen een aantal vragen op. Lees verder

Goethe als kindervriend

Over het bestaan van toeval kun je lang debatteren, maar het is wel opmerkelijk dat ik binnen 8 dagen vier boeken van of over Goethe tegen het lijf loop. Eén daarvan was een bewuste aankoop, namelijk het al langer gezochte Verdichting en waarheid, een van de nog ontbrekende titels in mijn verzameling Ambo-Klassiek: wordt niet zo vaak aangeboden en eigenlijk nooit onder de € 50. Op 4 augustus ben ik speciaal naar een ander deel van ons land gereisd om het boek te bekijken en  te kopen – het bleek inderdaad in een echt goede staat: geen verkleuringen of slijtage van het stofomslag.

Op diezelfde dag begaf ik mij per trein ook naar een bekende havenstad in Nederland en vond daar twee mooi gebonden boeken (met nette stofomslagen) over Goetje van Friedenthal en Leppman: 3x keer Goethe op één dag!

Lees verder

De ernstige roker ~ grenzen aan het verzamelen?

Sommige boekjes koop je ook met het idee: dat zou wel iets voor vriend X of vriendin Y zijn. Zo is er een trouwe vriend uit mijn studietijd, die sigaren rookt. Zelf rook ik een zeldzame keer ook een sigaar (nog geen 5 per jaar), veelal in gezelschap van vrienden, meestal na een gezamenlijk genoten maaltijd. Toen ik stuitte op het boekje De ernstige roker van de – niet meer zo bekende – dichter Werumeus Buning, moest ik dan ook onmiddellijk aan die vriend denken.

Het is een luchthartig boekje, vol ironie en in ouderwetsche stijl geschreven over de genoegens, de do’s and don’ts van het (toen nog) laatste exclusief mannelijke genoegen, aldus de dichter. In je hoofd hoor je een beetje de typerende stem van de Polygoon journaals uit de jaren ’50 en ’60 – zo kun je de stijl van het boekje het beste karakteriseren.

Lees verder

Casanova (filmeditie uit 1928)

Wie zich helemaal wil ingraven in de memoires van de beruchte vrouwenverslinder en duizendpoot Casanova, grijpt natuurlijk naar de zeer goede en volledige vertaling doorTheo Kars, uitgegeven in de jaren ’90 door Athenaeum-Polak & Van Gennep. Alleen de omvang van die memoires (12 delen) en het eventuele prijskaartje kunnen enigszins afschrikwekkend zijn, maar daar staat tegenover dat de gebonden uitgave – in de onvolprezen Grote Bellettrie Serie – ook erg mooi is qua vormgeving. Voor wie het met minder wil doen, zijn er veelal de abridged editions en hervertellingen. Een bijzondere vorm is vaak dan weer “het boek naar de film” (een terugvertaling dus), een genre waar je als literatuurliefhebber normaliter met een grote boog omheen loopt, behalve wanneer het boekje dateert uit 1928 en nog aardig vormgegeven is ook.

Ik had al een klein stapeltje boeken bij een plaatselijke kringloopwinkel opgedoken, toen ik dit boekje, ontdekte in de kast gevuld met “oude boeken”, d.w.z. boeken waarvan de buitenkant voor de medewerker aanleiding is geweest om het als oud boek te classificeren (ca. 50 jaar en ouder), alle genre-indelingen verder negerend (jongere boeken staan wel redelijk op “genre”).

Lees verder

Cervantes in het Nederlands & het genot van bibliografieën

Ogenschijnlijk zijn er geen saaiere boeken dan boeken waarin alleen opsommingen staan, lijstjes. Het bij “ouderen” nog bekende telefoonboek is daar een sprekend voorbeeld van – hoewel Kees Fens in een van zijn zaterdagnotities, begin jaren ’90, heeft laten zien dat je met een beetje verbeelding ook aan een telefoonboek veel plezier kunt beleven (het alleszins lezenswaardige stukje is opgenomen in zijn bundeltje Handgroot: Postscripta bij boeken en lezen, Thomas Rap, 1994). Een ander voorbeeld van typische boeken met lijstjes is de boekenlijst, ook wel bibliografie genoemd. Er zijn algemene bibliografieën en thematische bibliografieën.

Onlangs liep ik tegen twee thematische bibliografieën aan. Eind juli kocht ik Repertorium voor de Geschiedenis der Nederlandsche schilder- en graveerkunst. Afgelopen week stuitte ik op Cervantes in het Nederlands, een bibliografie van alles wat er van en over Miguel de Cervantes Saavedra in de Nederlandse taal is verschenen, vanaf de 17e eeuw tot 1962, het jaar waarin dit boek werd gepubliceerd. Het is een minder fraai en meer functioneel uitgegeven boek dan het eerder genoemde repertorium, maar dat drukt de pret niet.

Lees verder

Dansend door het leven

Laat ik het maar meteen toegeven: ik heb niet speciaal iets met ballet. Ik vind het mooi om te zien, maar ik bezoek zelden tot nooit een voorstelling. Overigens heb ik met veel plezier de roman Vaslav van Arthur Japin over de balletdanser Vaslav Nijinski gelezen. Maar waarom zou ik een boek over ballet kopen? Ik weet niet wat het precies was, maar zodra ik het boek in handen had, was ik verkocht. Er is iets met specialistische onderwerpen en oudere boeken hierover, die stimulerend werken op de verbeelding. Zelfs van medische of technische handboeken van vóór 1940, met ingewikkelde tekeningen van lichamen of machines, gaat een grote aantrekkingskracht uit. Op zo’n moment zou je wel een arts in ruste of ingenieur willen zijn die in zijn bibliotheek alles verzamelt, wat in voorbije tijden over het eigen vakgebied in boek- of pamfletvorm is verschenen.

Bij het vasthouden van dit balletboek had ik ook weer zo’n visioen van een bibliotheek die, overigens geheel tegen mijn eigen verzamelgewoonten in, volledig gespecialiseerd zou zijn in ballet en balletgeschiedenis.

Lees verder

Menno ter Braak – In gesprek met de vorigen (1938)

Al tijdens mijn studiejaren ben ik, zo mag je rustig zeggen, een “fan” van Ter Braak geworden. Ik ben het lang niet altijd eens met het soms eenzijdige ventisme en zijn soms al te Droogstoppelachtige kijk op poëzie. Zijn essays zijn echter grandioos en zijn cultuurkritiek scherp.  Politicus zonder partij heb ik werkelijk verslonden, zo gecharmeerd was ik van het speelse proza.

Zijn allergie voor grote woorden met veronderstelde diepzinnigheid en zijn nuchtere relativisme deel ik. Zijn pleidooi voor de menselijke waardigheid heeft voor mij nog steeds betekenis, al hadden we in de jaren negentig, toen ik Ter Braak voor het eerst las, de heropleving van populisme en fascisme niet voorzien. Dat ik zelf een andere poëticale opvatting heb en mogelijk (in de woorden van Ter Braak) een “sierdichter” en enigszins een “vormaanbidder” genoemd kan worden, dat heeft mijn bewondering nooit in de weg gestaan.

Lees verder