Zoals regelmatige lezers van dit blog weten, laat ik mij niet snel afschrikken door wat onbekend of inmiddels vergeten lijkt. Eind 19e eeuw hebben de Tachtigers grondig afgerekend met wat in de volksmond wel is aangeduid met “domineespoëzie”, die gekenmerkt zou zijn door braafheid en beuzelarij, met God, vaderland en gezin als leidmotieven. Het proza zou vooral oubollig zijn, met zijn licht humoristisch (bedoeld) realisme. De afgelopen decennia hebben diverse onderzoekers en enthousiastelingen geprobeerd dit beeld bij te stellen, maar een dergelijk frame is vaak nogal hardnekkig.
Het dilemma van de lezer/bibliofiel
En laten we eerlijk zijn: wie leest nog regelmatig een boek van Jacob van Lennep, C. van Nievelt of mevr. Bosboom-Toussaint? Wie smult er nog van de gedichten van J.J.L. ten Kate, Jan Frederik Helmers, A.J. de Bull, of Hendrik Tollens? Wat er vaak van is overgebleven, is omhulsel in de letterlijke zin: fraaie 19e-eeuwse bandjes, meer curiosum dan dat ze onze literaire smaakpapillen prikkelen. De vraag naar deze deeltjes is relatief gering en ondanks de ouderdom zijn de prijzen online vrij bescheiden, behalve voor enkele heel schaarse uitgaven.
Lees verder