Soms gaan er zoveel  boeken achter elkaar door je handen dat je onverschillig dreigt te worden. Zo werd ik gewezen op een wat beduimeld boekwerk, “van Vondel” zei men mij. Na enige aarzeling bekeek ik het vluchtig. Bijna had ik het terzijde gelegd, maar gelukkig heb ik dat niet gedaan, want er blijkt een bijzondere handtekening in het boek te staan…

Het gaat om de eendelige uitgave Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza uit 1937, “verzorgd en ingeleid” door Albert Verwey, een der beroemde Tachtigers, die in datzelfde jaar overleed. Onder dichtwerken schaarde Verwey ook de toneelstukken van Vondel.

Het jaar 1937 was een bijzonder jaar, waarin de 350-ste geboortedag van onze Prins der Dichters, Joost van den Vondel (1587-1679) uitbundig werd gevierd met tal van festiviteiten en uitgaven. Ook de luxe “WB-uitgave” werd dat jaar afgerond met het laatste deel. Die WB-uitgave zal slechts voor weinigen betaalbaar zijn geweest met zijn 10 kloeke delen, verschenen tussen 1927 en 1937.

Tegenover die luxe uitgave steekt de editie van Verwey wat mager af, maar deze was nadrukkelijk bedoeld als een betaalbare en toegankelijke uitgave.

De vormgeving ervan is dus niet bijzonder fraai: veel tekst gepropt in twee kolommen per pagina, in kleine letter, doorlopende tekst, geen aparte pagina’s voor het begin van elke nieuwe tekst. Bovendien is het exemplaar dat ik in handen heb vlekkerig op de band, wat vaal geworden op de rug, en zijn letters en monogram op de rug verbleekt.

Zoals gezegd had ik dit boek bijna terzijde gelegd (ik had bovendien al twee meerdelige “volledige werken” van Vondel), maar iets wekte toch mijn nieuwsgierigheid.

Op het schutblad (rechterfoto hierboven) staat namelijk een uitgebreide opdracht met warme woorden, gericht aan klaarblijkelijk de regisseur van een uitvoering van Vondels toneelstuk Lucifer. Het boek was dus als cadeau bedoeld. De opdracht spreekt van een prettige tijd en het repeteren en opvoeren van het toneelstuk heeft de betrokkenen (leerlingen?) kennis doen maken met “de schoonheid van Vondels werk”. Tegenover deze opdracht (linkerfoto hierboven), op de binnenkant van het voorplat, is een getypt gedicht ingeplakt, waaronder met hand het jaartal 1937 is geschreven (in eerste instantie door mij foutief gelezen als 1947). Het gedicht gaat onder andere over de repetities en de bijbehorende uitdagingen, en hoe het uiteindelijk allemaal goed kwam. Het gegeven van deze uitvoering is interessant en biedt aanknopingspunten.

Het wordt nu tijd te onthullen van wie dit boek is geweest, aan wie met andere woorden deze opdracht is gericht. Deze eigenaar heeft destijds twee verschillende ex libris plaatjes ingeplakt.

Het gaat om Arnold Saalborn (1888-1973), een gepromoveerd neerlandicus en bevlogen leraar. De naam deed wel een belletje rinkelen, maar nog niet meteen heel hard. Wikipedia biedt in dit geval weer de eerste helpende hand:

“Van 1926 tot 1953 was hij leraar aan het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam, waar hij met zijn leerlingen tal van Griekse tragedies en ook Shakespeares Een Midzomernachtdroom en Vondels Lucifer opvoerde.”

Arnold was een broer van de toen vrij bekende acteur Louis Saalborn. Wat het Wikipedia-artikel ook vermeldt is dat Arnold Saalborn enkele bekende leerlingen in zijn klas heeft gehad, waaronder  Jacques Gans, Reina Prinsen Geerligs, Eli Asser, Haya van Someren, Peter Oosthoek, Hans Boswinkel, Rudolf Geel en Willem Frederik Hermans. Bij die laatste naam veerde ik natuurlijk op. Zou het?

Vervolgens bestudeerde ik de namen onder de opdracht nauwkeuriger, en ja hoor: linksonder is duidelijk de inscriptie “W.F. Hermans” te zien (hieronder uitvergroot). Zeker in combinatie met het jaartal 1937 vielen alle puzzelstukjes op hun plaats.


Willem Otterspeer vermeldt deze toneelopvoering in zijn biografie over Willem Frederik Hermans, op p. 138:

“Een jaar later, in 1937 – Wim deed de derde klas voor de tweede keer –, mocht hij meespelen in een Vondel-opvoering. Op woensdag 17 november werd in het hele land herdacht dat Vondel 350 jaar geleden geboren was. […] Een week eerder, op 12 november, brachten leerlingen van het Barlaeus, onder de bezielende leiding van de onvermoeibare Saalborn, Vondels Lucifer op de planken.”

De uitvoering was aangekondigd in o.a. de Gooi- en Eemlander van 21 oktober 1937.

Dat deze uitvoering indruk heeft gemaakt, blijkt wel uit een artikel dat verscheen in de Telegraaf op 28 november 1953 bij het afscheid van Saalborn als docent:

“Dr Saalborn heeft zich niet alleen aan het lesgeven gewijd. Zijn grote liefde lag ook op het toneel. Eerst met leerlingen en later ook met studenten-oudleerlingen voerde hij klassieke tragedies op. Hoogtepunten hierin waren de ‘Lucifer’ in 1937 en de ‘Medea’ in 1947. Van beide werden enige voorstellingen in de Stadsschouwburg gegeven.”

Zestien jaar en een wereldoorlog later herinnert men zich nog steeds de uitvoering uit 1937.

De conclusie is helder: Willem Frederik Hermans heeft als 16-jarige gymnasiast meegedaan aan deze uitvoering en bijgedragen aan dit cadeau, de Vondel-uitgave van Verwey. Zijn ondertekening is dus van lang voordat hij beroemd werd als romanschrijver en waarschijnlijk de vroegst vindbare signering. Daarmee is dit toch weer een boek met een unieke “provenance” en was ik aangenaam verrast door deze vondst.

Post Scriptum (nabranders)

Hans van Straten (pp. 24-28) meldt in zijn biografie van Hermans wel de opvoering van Antigone in 1936, maar niet die van Lucifer in 1937. Ook hij noemt Saalborn en diens betrokkenheid bij toneelopvoeringen. “Wim Hermans deed – met aangeplakte baard –  mee in een onbeduidend rolletje.” Maar Hermans zou dit met veel overgave op zich hebben genomen. Verder vermeldt Van Straten dat Reina Prinsen Geerligs, de latere schrijfster naar wie een prijs werd vernoemd, bij Hermans in de klas zat en dat zij ooit een date hadden.

Diverse Twittervrienden corrigeerden mijn eerste lezing van het jaartal 1947 onder het ingeplakte gedicht. De 4 is bij nader inzien toch een 3 die aan de eropvolgende 7 vast zit: 1937 is het juiste jaar, waardoor de puzzelstukjes op hun plaats vielen.

Een aantal Twittervrienden identificeerde nog een heel deel van de andere namen onder de opdracht:

  • Coen Wessel: Hans Königsberger, “Frits LeCoultre (1920-2011), Iet Ruys (1920-2006), Bibi (Etty-) Kijzer (1920-1993) en L.J. van Apeldoorn, zoon van de rechtsgeleerde L.J. van Apeldoorn.
  • Arie Sonneveld: Lydie van Gelder.
  • Dennis Smit: Aukje Bosch, die farmacie studeerde aan de UvA.
  • Perkamentus: Frits LeCoultre (1920-2011), verzetsman en echtgenoot van Anneke LeCoultre-Foest, Aagje Moussault, B(eatrice M.) Riedel, Remmy Wonder, Aukje Bosch en E.M. von Baumhauer.
  • Ik zelf: bovenaan rechts Robert Feenstra, Nederlands jurist en rechtshistoricus.

Alle genoemde personen zijn van bouwjaar 1920-1921, dus dat maakt aannemelijk dat we met de juiste referenties van doen hebben.

Zie ook de blog van Perkamentus die een luxe uitvoering van deze Vondel-uitgave heeft.

Rik Wassenaar wees mij nog op het blog van Cornelissen & De Jong waarin nog wat anekdotes uit de doeken worden gedaan over Arnold Saalborn: https://cornelissenendejong.nl/53878/ – daarin is bovendien nog een derde ex libris van Saalborn te zien.

Reinder Storm tot slot attendeerde mij op het feit dat Hermans Saalborn noemt in Boze brieven van Bijkaart, p. 111-113 (2e en 3e druk). Hij vertelt daar dat hij op het gymnasium les had van Saalborn (die zowel geschiedenis als Nederlands doceerde):

“Hij kleedde zich joyeuzer dan leraren meestal doen en droeg menigmaal een bloem in zijn knoopsgat.”

Ook Hermans zelf noemt de opvoering van Antigone, en al meteen wordt zijn ambitie duidelijk, hij was het liefst voor de hoofdrol gegaan:

“Hoewel ik maar weinig had te doen, alleen zo nu en dan met de andere grijsaards twintig of dertig regels mee opzeggen, sloeg ik geen minuut over van elke repetitie, kende het hele stuk uit het hoofd, hoopte vergeefs dat een van de hoofdrolspelers ziek zou worden en ik voor hem zou mogen invallen, kon maandenlang aan niets anders denken.”

Hermans haalt nog meer herinneringen op aan zijn docent en, het kan niet ontkend worden, met een zekere sympathie en genegenheid. Helaas noemt Hermans de Lucifer-opvoering niet.

Literatuur

Vondel, Joost van den, Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza. Verzorgd en ingeleid door Albert Verwey. H.J.W. Becht, Amsterdam, 1937. 1e druk – Gebonden, 1451p.

Otterspeer, Willem, De mislukkingskunstenaar. Willem Frederik Hermans. Biografie, deel 1 (1921-1952). De Bezige Bij, Amsterdam, 2013. 1e druk – Gebonden, 861p.

Straten, Hans van, Hermans. Zijn tijd, zijn werk, zijn leven. Aspekt, Amsterdam, 1999. 1e druk – Gebonden, 606p.  – Met losse fotobijlage.

Hermans, Willem Frederik, Boze brieven van Bijkaart. De Bezige Bij, Amsterdam, 1978. 3e druk – Paperback, 408p. – [BBLiterair].

Delpher – alle hierboven opgenomen afbeeldingen van krantenartikelen zijn via Delpher gevonden en overgenomen.