Soms vind je een boek dat om allerlei redenen heel interessant is: een onbekende dichtbundel, vooral bestaand uit vertalingen in het Frans vanuit het Nederlands (in plaats van andersom), maar ook uit het Engels en Duits, extra aangevuld met een paar gedichten van eigen hand van de vertaler, eveneens in het Frans. De dichter/vertaler was van Luxemburgse komaf maar belandde (en overleed) uiteindelijk in Maastricht. Een straat dichtbij mijn ouderlijke huis is naar hem genoemd. Daarbij lijkt het boekje ook nog eens redelijk zeldzaam én is het gebonden in een heel fraaie band van rood marokijn, met goudkleurig gestempelde versiering, én heeft het een interessante eigenaar gehad. Kortom: hier ligt een bijzonder boek voor mij.

Zeldzaam of niet?

Op de gebruikelijke online verkoopkanalen (Boekwinkeltjes, Antiqbook, Marktplaats) en aggregaties van kanalen (AddAll, Bookfinder) is geen enkel exemplaar te vinden. DBNL kent het wel, hun scan/OCR is gebaseerd op het exemplaar dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek (KB) te Den Haag. De KB (OPC) en DBNL vermelden niet of het om een gebonden exemplaar gaat, maar de afbeelding op DBNL lijkt te wijzen op een dunne papieren omslagje, dus niet die luxe band van mijn exemplaar (zie ook verderop). OPC meldt geen andere bibliotheken, WorldCat noemt naast de KB nog de stadsbibliotheek Maastricht (vanzelfsprekend dat het daar ligt), de UB Tilburg, UB Erasmus Universiteit Rotterdam, UB Leiden, UB VU, UB UvA, UB Groningen, en het IISG te Amsterdam. Dus in totaal 8 exemplaren in wetenschappelijke bibliotheken.

De auteur

Auguste Clavareau (1787-1864), geboren te Luxemburg, groeide deels in de zuidelijke Nederlanden (het huidige België) op, werkte in de Franse tijd voor de Franse staat en in het herrezen Nederland (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden) als belastinginspecteur in diverse steden (o.a. Gent en Den Bosch) en uiteindelijk in Maastricht. Clavareau was ook lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en katholiek was hij desondanks een grote fan van het Nederlandse koningshuis (orangist).

(Bovenstaande afbeelding is ontleend aan Wikipedia, en valt onder Public Domain)

Als letterkundige was Clavareau in de eerste plaats vertaler van Nederlandstalige werken in het Frans, waaronder nationalistische en vaderlandslievende gedichten en teksten van auteurs uit de Romantiek, zoals Hendrik TollensJan Frederik Helmers en Rhijnvis Feith. Zo vertaalde hij het bekende werk van Tollens, De overwintering op Nova Zembla: Les Bataves à la Nouvelle-Zemble : poème en deux chants (1828), “suivi de poésies diverses de Tollens; de Bilderdyk et du traducteur”.

Hij vertaalde ook de beroemde gedichten voor kinderen van Hieronymus van Alphen: Petits poëmes, à l’usage de l’enfance (1834) (online hier in te zien). Het bekende gedicht “Jantje zag eens pruimen hangen” klinkt bij Clavareau als volgt (Jantje heet dan Victor):

In 1864 overleed Auguste Clavareau op 76-jarige leeftijd. De lijst van zijn werken en vertalingen is vrij lang. Zijn werk lijkt echter geheel in vergetelheid te zijn geraakt, ondanks dat destijds zijn talenten werden “erkend door de groote letterkundigen van Frankrijk, zooals Mvr. De Genlis, Chateaubriand, Lamartine, Hugo, Marmier, enz., met wie hij in briefwisseling was”. Zijn werk wordt wel als romantisch en nationalistisch gekenmerkt. In een van zijn gedichten bezingt hij letterlijk het cliché uit de Nederlandse Romantiek: God, het gezin en het vaderland (“Dieu, la famille, le pays!”).

“Op het kantoor was hij de bestierder der getallen, en in den huiselijken kring de aanvoerder der verzen.”

Het lemma op Wikipedia is vrij uitvoerig over leven en werk van Clavareau, maar nog leesbaarder en uitvoeriger is het levensbericht uit 1871 van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (ook te lezen op DBNL). Een aantal van bovenstaande gegevens en citaten zijn daaraan ontleend. Volgens die deze levensschets was Clavareau:

“een Luxemburger, van welken landaard hij den karaktertrek bezat, namelijk eene stoutheid van opvatting en eene volharding in het uitvoeren, welke het willen tot kunnen verheffen, hetgeen vooral blijkt uit de moeielijkheden door hem overwonnen, bij de menigvuldige vertalingen in Fransche verzen van het puik onzer Nederlandsche dichters.”

De inhoud

Onder de wat merkwaardige titel Impressions de l’ame (indrukken van de ziel) wordt de lezer een bonte verzameling gedichten voorgezet. De ondertitel betekent ‘mengeling’, een niet ongebruikelijke aanduiding in de 19e-eeuwse literatuur (denk o.a. aan Bilderijks Mengelingen). Het gaat om vertalingen uit het Nederlands, Engels, Duits en Frans – onze auteur sprak zijn talen – en een aantal Franstalige gedichten van zijn hand. Frans was dan ook zijn moedertaal (al zal zijn beheersing van het Nederlands niet gering zijn geweest).

Tegenover de titelpagina bevindt zich een illustratie (frontispice) en een versje over armoede, zie de afbeelding hierboven rechts. Het heeft betrekking op de weduwen en wezen die hun echtgenoten/vaders hebben verloren bij een scheepsramp; aan hen is dit boek opgedragen.

De inhoudsopgave geeft een goed beeld van de vertalingen en gedichten die in de bundel zijn opgenomen. We zien vertalingen van werk van o.a. Byron en Schiller, Nederlandse auteurs als Feith, Bilderdijk en Tollens, en nog een aantal namen die ons niet meer veel zeggen. De eigen gedichten zijn ertussen geplaatst.

Veel van de gedichten hebben inderdaad kenmerken uit de Romantiek: zwaarmoedige tragiek (de verlaten jonge moeder, slagen van het lot, vreselijke “afgrond”, ongeluk in dit aardse leven, verlangen naar de onbedorven jeugd / het verleden, etc.), de vertalingen zijn vooral van dichters uit de Romantiek (Byron, Tollens, Bellamy, Bilderdijk), afgewendheid van de wereld en aanbidding van de poëzie zelf:

Sublime Poésie! Amitié consolante!
Vous seules, vous calmez mon âme et mes regrets.
Dans ce monde trompeur guidez ma course errante;
O mes divinités, ne me quittez jamais!
Et quand la mort voudra visiter ma demeure,
Puisse encore un dernier regard,
Pour consoler ma dernière heure,
S’arrêter sur ma couche à l’instant du départ!

De bundel bevat ook een aantal dialogen / tweespraken van de hand van Clavareau (hij heeft ook toneelstukken, veelal “in verzen”, geschreven). Veel van de gedichten zijn nogal lang om hier te citeren – wie nieuwsgierig is kan terecht bij de online versie op DBNL. Het is wellicht aardig om nog dit voorbeeld aan te halen (vertaald uit het Nederlands, maar er wordt niet duidelijk van wie dit gedichtje is):

Le Monde

Le monde est, à nos yeux, un spectacle où tout passe,
Où viennent, chaque jour, de nouveaux spectateurs:
Qui s’y presse est bien fou; car la meilleure place
Est là, comme au théâtre, un peu loin des acteurs.

De wereld is een speeltoneel, waar van alles gebeurt, maar wie er te dicht op zit, wordt daar niet gelukkig van. De beste plaats is, net als in het theater, iets verder weg van de schouwspel en de acteurs.

Uitgave en band

De uitgave verscheen in 1841 bij L. Bosch te Utrecht en is naar mijn weten nooit herdrukt. Mij is ook niet bekend waarom het een uitgever in Utrecht is die dit werk uitgaf. Andere boeken van Clavareau zijn in Brussel of elders uitgegeven. Feit is wel dat Clavareau zich (als overtuigd orangist) expliciet richtte op de Noordelijke Nederlanden, zeker na de Belgische afscheiding.

Het voorliggende exemplaar is gebonden in een band van rood marokijn en het is dat waarop meteen mijn oog viel, want zo mooi vind je ze niet vaak in het wild. Het rood is helder en de gestempelde goudversiering nog heel scherp.

Ik heb in het korte tijdsbestek alleen een online onderzoek gedaan en van de schaarse exemplaren die er bestaan en waarvan ik een foto heb kunnen zien, heeft er geen deze fraaie band. Verder fysiek onderzoek van exemplaren in instituutsbibliotheken zal moeten uitwijzen of er nog andere exemplaren zijn met (deze?) band. Waarschijnlijk is dit een particuliere band (niet ongebruikelijk destijds), waarin in opdracht van de eigenaar of de gulle gever het boek is ingebonden (een ‘stickertje’ vermeldt: A. Bonne – Relieur – Maastricht).

Provenance – een zoektocht

Een interessante kant van dit boekje is de herkomst. Welke sporen van vorige eigenaren treffen we aan? De luxe band doet veronderstellen dat de eigenaar of schenker geen armoedzaaier is geweest. Gebonden boeken waren relatief dure producten, die een normale werkman zich zelden of nooit kon veroorloven – zeker dit soort luxe banden.

Ik gebruik al bewust het woord ‘schenker’, omdat het boek cadeau is gegeven, en niet door de minsten! Aan de achterzijde van het voorplat is op het schutblad een velletje papier geplakt met de volgende opdracht:

Deze tekst is gelukkig vrij makkelijk te ontcijferen, zie hierboven rechts, maar brengt toch wat interpretatiemoeilijkheden met zich mee. Opvallend is dat in een andere hand en in een iets andere inktkleur bij de naam Willem het Romeinse cijfer 3 is toegevoegd, waarschijnlijk op een later tijdstip. Willem III was in 1846 echter nog geen koning (dat was pas drie jaar later, bij overlijden van Willem II) maar nog kroonprins en hij droeg o.a. de titel Prins van Oranje(-Nassau), een titel die door velen uit het geslacht en het Koninklijk Huis is gedragen. De genoemde prins Maurits is de in 1843 geboren tweede zoon van Willem III (dit zoontje overleed al op 6-jarige leeftijd, in 1850). Dus mijn eerste lezing is: Prins van Oranje = Willem III en die Romeinse 3 klopt in 1846 nog niet, roi verwijst dan nog naar Willem II.

Toch twijfel ik over deze lezing: is met die eerste prins in de opdracht niet de eerste zoon van Willem III bedoeld? Het elegante van die lezing is dat het cadeautje afkomstig is van de twee oudste (toen nog enige) kinderen van Willem III, en dat dan de toevoeging ‘III’ (maar dan slechts achteraf) wel klopt! We zouden dan lezen: “Herinnering van de Prins van Oranje (zoon 1 van Willem III) en Maurits (zoon 2 van Willem III).”

Door het ontbreken van lidwoord of bezittelijk voornaamwoord is het Franse fils dubbelzinnig: het kan zowel enkelvoud ‘zoon’ als meervoud ‘zonen’ betekenen: slaat fils dus alleen op Maurits of ook “Prince d’Orange”? Wat deze laatste lezing tegenspreekt is roi: in 1846 is Willem III nog geen koning. Het blijft dus een beetje onduidelijk, maar het boek is in elk geval een vorstelijk cadeautje.

Nog vóór de titelpagina, aan de achterzijde van de frontispice, is nóg een vel ingevoegd (gelijmd):

Ook deze tekst is grotendeels makkelijk te ontcijferen: een zekere juffrouw (lees: ongetrouwde jongedame) is op bezoek bij de barones Mackay (meisjesnaam Fagel) en aan deze jongedame is het boekje cadeau gedaan op Kerstavond 1846, te Den Haag.

De Mackay’s vormen een Schotse familie, die sinds 1815 tot de Nederlandse adel behoren. De Fagels vormden een oud Nederlands regentengeslacht, die sinds 1814 tot de adel behoorden. Barones Fagel (Maria Catharina Anna Jacoba Fagel), in 1837 getrouwd met Aeneas Baron Mackay. Waarschijnlijk was de barones de gastvrouw (op het feestje? – het was immers Kerstavond).

De grote moeilijkheid ontstaat bij de jongedame, Marie. Wat is haar achternaam? Dit was het enige woord dat ik niet kon transcriberen, dus heb ik de vraag bij enkele boekenvrienden uitgezet en heeft een collega van mij, met meer volgers dan ik, de vraag op Twitter uitgezet. De grootste consensus uit beide groepen is: ‘Muschardt’ (sommigen laten óf d óf t weg). Andere suggesties die dichtbij komen (over de laatste 4 of 5 letters lijkt nagenoeg iedereen het eens): Maushardt, Manschardt, Musthardt, etc. De beginletter M lijkt ook niet omstreden (zie ook lange uithaal bij de M van mademoiselle), maar de letters ertussen zijn niet makkelijk te duiden. Het aantal varianten maakt zoeken naar de persoon in dit geval een intensieve klus, ook omdat bij de eerste Google zoekacties niet meteen duidelijk iemand naar boven komt. Wie was Marie? Moeten we ook zoeken op combinaties met Maria (aangezien Marie wat informeel was)? Als ik meer te weten kom, zal ik dat hier nog melden.

Nabrander: na publicatie van dit artikel kwam ik in het boekje ook nog onderstaande inscriptie tegen, nogmaals de naam van mademoiselle Marie. De slot-t lijkt hier weggevallen, en letters zoals de h en a zijn minder scherp door verminderde inkt bij de ophaal van de letters. Muschard(t) past nog steeds, maar een andere lezing is niet onmogelijk.

Een verzoek van de auteur

In Journal de La Haye van 12 februari 1841 is een ingezonden brief van Auguste Clavareau te lezen, waarin hij aandacht vraagt voor de publicatie van Impressions de l’ame.

Bron:
PAYS-BAS. LA HAYE, le 11 février.. “Journal de La Haye”. La Haye, 12-02-1841, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 09-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010093271:mpeg21:p003.

Het boekje is opgedragen aan de 4 weduwen en 9 (in het boek zelf staat 19 – ‘dix neuf’) wezen van de opvarenden van de gezonken flibot (kleine boot) Vrouw Pi(e)ternella Pronk.

Over auteur en (de ontvangst van) dit werk is nog meer te vinden. Je kunt een hele speurtocht ondernemen. Dat is een van de aardigheden van oude, minder bekende boeken.

Trivia

Een triviaal maar leuk feitje: in Maastricht, nabij mijn ouderlijke huis, ligt een straat genoemd naar Clavareau, te midden van straten genoemd naar auteurs die schreven in of van belang waren voor het Maastrichtse dialect, zoals Fons Olterdissen, Theodoor Weustenraad en Edmond Jaspar.

Dit kaartje is ontleend aan: OpenStreet Map