Auteur | Jean de la Fontaine |
Titel | Oeuvres complètes – Fables [2 tômes]. Précédées d’une nouvelle notice sur sa vie. |
Uitgever | Lefèvre |
Plaats | Paris |
Jaar van uitgave | 1818 |
In Bibliotheca Habetsiana sinds | 9 juni 2014 |
Bijzonderheden | Deze uitgave is zeer fraai ingebonden en bevat mooie houtgravures. |
Romeinse geschiedenis
Een van de aardigste vondsten van onlangs bestaat uit twee losse delen Romeinse geschiedenis uit medio 18e eeuw. Ze verhalen over de geschiedenis van Rome “vanaf de stichting tot aan de veldslag bij Actium.

De boeken zitten nog stevig in de band, die wel wat uitgedroogd en craquelé is, maar voor die leeftijd (275 jaar!) nog erg mooi.

Deutsche Literaturgeschichte
Voor oudere literatuurgeschiedenissen heb ik een zwak, zeker als ze van vóór 1940 zijn. Zo heb ik het uit 7 delen bestaande hoofdwerk van G. Kalff en de beroemde (in de loop van decennia verschenen 7 van de geplande 9) in leer gebonden delen onder redactie van F. Baur. Een Duitse literatuurgeschiedenis van dit kaliber had ik nog niet.

Deze literatuurgeschiedenis is verschenen in 2 prachtig versierde, degelijke Duitse banden, de inhoud is grotendeels in Fraktur (“gotisch schrift”) gedrukt.

Een futuristisch boekje
Onderstaand boekje – het lijkt meer op een tijdschriftje – uit 1937 trok mijn aandacht door de moderne, enigszins futuristische vormgeving. De afbeelding op de voorkant doet denken aan een bekende science fiction tekenfilmserie uit de jaren ’80 met gehelmde en vliegende helden.
Al zoekende blijkt er heel weinig te vinden over dit boekje. Antiqbook en Boekwinkeltjes kennen het niet. Google, Delpher en de KB leveren geen relevante zoekresultaten op.
Lees verder’t Schijnt eer een schouwburg
De dichter A.J. de Bull is niet erg bekend, zijn gedichten zijn ook niet van dermate aard dat we hier een meesterwerk hebben opgediept. Ook is de uitgave niet heel onvindbaar en de meeste exemplaren worden voor een kleine prijs aangeboden. Toch ging ook dit boek mee naar huis.

Aangetrokken door de fraaie vormgeving met de versierde band op een manier die typerend is voor eind 19e / begin 20e eeuw, nam ik het boek in de hand. Niet per se de beste poëzie uit de negentiende eeuw.
Lees verderSchatkamer der Nederlandsche dichteren
Bij de moderne boeken lag op het moment niks naar mijn smaak, behalve één studie in de etalage, maar die was wat al te stevig geprijsd.
Toen ik achterin de winkel belandde, zag ik in de kast “oude boeken”, liggend op een plank op schouderhoogte, een wit kaftje, met daarop in balpen geschreven: “Schatkamer der Nederlandsche Dichteren || 1770 | Leijden”. Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt.

Achter dit kaftje bleek een boeiend pakketje schuil te gaan van gerepareerde, samengenaaide en vastgelijmde afleveringen van een tijdschrift, waarvan ik nog nooit gehoord had, maar waarvan de titel en de ouderdom mijn hartje sneller deden kloppen.
Lees verderRespect voor de oudjes
Soms ligt of staat er een zielig deel alleen. Je weet van jezelf dat je van losse delen jeuk krijgt op onbereikbare plekken. Die serie gaat nooit compleet bij elkaar komen, zeker niet bij zulke oude boeken. Maar toch… In het wekelijkse rondje langs een van mijn favoriete adressen raak ik weer in verleiding.

Dat zielige deeltje, rechts op bovenstaande foto, is deel 5, “tôme cinquième”, uit de Oeuvres de Sainte Thérèse, uitgegeven in 1818 te Lyon bij uitgeverij Fr. Matheron. Een boek van 200 jaar oud, nog feitelijk in zeer goede conditie, met maar een enkel sleets plekje op de band.
Lees verderAugustinus en Carthago veneris
Boeken uit de eerste helft van de 20e eeuw vallen vaak op door hun fraaie typografie en vooral ook de (stempel)banden. Op het moment dat ze niet heel zeldzaam zijn, zijn deze boeken voor enkele euro’s tot enkele tientjes toe te voegen aan je bibliotheek, zoals onderstaand fraaie boek over de kerkvader Augustinus.

Los van wat je standpunt is in religieuze zaken, is dit een boeiende levensbeschrijving (‘géén “heiligenleven” naar ouden trant’, aldus het ‘woord vooraf van den vertaler’), die bovendien heel fraai is uitgegeven. De taal van het boek is literair, smeuïg, sappig.
Lees verderJan Engelman ~ 2
In 1996 studeerde ik af aan de Radboud Universiteit, die toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen heette. Mijn afstudeerscriptie ging over de bekendste onbekende katholieke dichter uit het interbellum, Jan Engelman (1900-1972). In een vorige aflevering behandelde ik het ontluiken van dit boeiende dichterschap, van zijn bijdragen aan tijdschrift De Gemeenschap (1925) tot en met de fraaie bundel Sine Nomine (1930). In onderstaande ga ik in op Engelmans belangrijkste dichtbundel, die bovendien een interessante drukgeschiedenis kent en waarbij ook voor bibliofielen pur sang wat te beleven valt: Tuin van Eros.

Tuin van Eros (1932), band met tekening van Henk Wiegersma
Context
De eerste druk van Tuin van Eros (1932) verschijnt in een periode dat Engelman buiten De Gemeenschap staat. Behalve dat hij sinds 1930 geen redacteur meer is, draagt hij ook niets meer bij aan het tijdschrift dat hij ooit samen met Kuitenbrouwer en Kuyle, nu zijn vijanden, oprichtte. Binnen de groep van De Gemeenschap zijn zelfs steeds meer negatieve geluiden in de richting van Engelman te horen, bijvoorbeeld van Albert Kuyle en Henk Kuitenbrouwer. Zo publiceert Kuyle in 1932 in het tijdschrift zelf een fel polemisch stuk, waarin hij ontkent dat Engelman in de voorbije periode ook maar van enige positieve waarde voor de katholieke literatuur is geweest. Alleen Anton van Duinkerken neemt het voor Engelman op.
Lees verderJan Engelman ~ 1
In 1996 studeerde ik af aan de Radboud Universiteit, die toen nog Katholieke Universiteit Nijmegen heette. Mijn afstudeerscriptie ging over de bekendste onbekende katholieke dichter uit het interbellum, Jan Engelman (1900-1972). Eén ding kreeg ik al gauw in de gaten: het verzamelen van Engelman was niet alleen leuk om je studie-object zo compleet mogelijk in huis te hebben, maar ook op het gebied van drukgeschiedenis, typografie en boekverzorging valt er aan Engelmans werk veel te beleven. In een aantal afleveringen laat ik de dichtbundels van 1927-1940 de revue passeren. Hieronder de eerste aflevering: over het debuut uit 1927 en de wonderlijk mooie bundel Sine Nomine (1930).
1927: het debuut
Jan Engelman kwam voort uit de groep die men wel is gaan aanduiden als de jong-katholieken, die aanvankelijk deels rondom het tijdschrift Roeping waren georganiseerd (zoals iedereen zich organiseerde naar gezindte in het verzuilde Nederland). Ontevreden jonge katholieke schrijvers keerden zich tegen de tendens in Roeping om kunst en literatuur eenzijdig ethisch-religieus te benaderen: schoonheid is dat wat tot God leidt en de kunstenaar moet in zijn kunst vooral zijn geloof belijden.
Engelman heeft in Roeping ook enkele gedichten gepubliceerd, maar al spoedig, in 1925, richtte hij samen met enkele andere ‘jongeren’ een nieuw tijdschrift op, De Gemeenschap. In het tijdschrift publiceerde Engelman weer gedichten, maar ook beschouwingen over literatuur en kunst.
In 1927 bundelde Engelman een aantal van zijn eerste gedichten in Het Roosvenster.

Jan Engelman, Het roosvenster. Stenfert Kroese & Van Der Zande, Arnhem, 1927. 1e druk – paperback, 15p. – gedrukt bij drukkerij Boosten & Stols, crème papieren omslag, rood uitgeversembleem.
Het is een dun bundeltje en geeft een heel ander beeld dan we bij Engelman hebben: de gedichten zijn langer dan zijn latere, meer lyrische poëzie en vertonen behoorlijk lange regels, zoals in het gedicht “De geboorte”.
Lees verder