Anatomie van de bibliofilie

Welke eigenschappen van een boek brengen een boekenliefhebber ertoe om een bepaald boek, of een specifieke uitgave daarvan, toe te voegen aan zijn/haar verzameling? In dit artikel ontleed ik systematisch de criteria die voor een bibliofiel (meestal in wisselende samenstelling en prioriteit) kunnen gelden om een boek te willen toevoegen aan zijn/haar verzameling.

Lees verder

Geen kroegentocht, maar boekentocht

Of ik interesse had in Busken Huet. Vaak kom je op Twitter interessante en leuke mensen tegen en soms leidt dat tot zo’n nieuwsgierig makende vraag. Bovendien was ik al te lang niet meer in Amsterdam geweest, waar toch meer interessante boeken te koop worden aangeboden dan in mijn eigen woonplaats.

Via Twitter dus, vroeg Marijke Barend-van Haeften, literatuurhistorica – voorheen werkend aan de Universiteit van Amsterdam, mij in april dit jaar of ik interesse had in een set van Busken Huet.

Lees verder

Hemelen

In sommige Limburgse dialecten betekent de uitdrukking “Heer is hiemele” (hij is [gaan] hemelen) dat de betreffende persoon overleden is. Dat bedoelen we hier niet: zie de boektitels.

Blauwe maandagen in een hemelbed houden wij een Godenslaap. Men ontdekt er van alles: sneeuw en astrologie.

Lezer & bibliofiel – of 2 zielen in 1 borst

De absolute lezer en de volkomen bibliofiel hebben het makkelijk in deze wereld.

De eerste leest alleen: hij hoeft niet alle boeken te hebben die hij leest, en indien wel, dan geeft hij meestal nauwelijks om hun verschijningsvorm. De lelijkste pocket voldoet aan zijn behoeften en ook een eReader of tablet computer gebruikt hij veelal zonder bezwaren. Leesgemak staat voorop. Als hij al verzamelt, dan moet het vooral veel zijn. In principe voldoet elk boekenwandsysteem dat zo efficiënt mogelijk de boeken opslaat – magazijnstellingen zijn zelfs geschikt.

De extreme bibliofiel daarentegen is veel meer een estheet, gericht op de “buitenkant” van een boek. Niet alleen en soms zelfs niet in de eerste plaats is de tekst van belang, maar de manier waarop een boek als tastbaar object (artefact) is vormgegeven. Bibliofielen zijn in de eerste plaats verzamelaars en hebben het opvallend vaak over typografie, boekverzorging, gebonden met stofomslag, bijzondere reeksen, eerste edities, gesigneerd, beperkte oplage, papiersoort en zeldzaamheid. Men zou de indruk kunnen krijgen dat zij niet lezen.

Wie echter lezer én bibliofiel is, draagt twee zielen in zijn borst.

De twee zielen zijn blijvend met elkaar in strijd: de bibliofiel die de “perfecte”, esthetisch ingerichte, “museale” bibliotheek met enkele zeer mooie, exclusief vormgegeven (en vaak dure) boeken nastreeft, en de alles lezende boekenveelvraat: dat past niet samen in één huis (type gezinswoning) en (normaal particulier) budget. We zijn niet allemaal zo gefortuneerd als Boudewijn Büch en hebben vaak wel meer dan één kostganger met wie we ruimte en financiën delen.

Is er geen list te verzinnen waardoor je ruimte in huis en budget creëert, waardoor je echt eens zo’n gezellig ouderwetse bibliotheek, met mooi meubilair, een oude wereldbol, wat verzamelde botjes en een behoorlijke set aan mooi vormgegeven, deels ook echt oude boeken, liefst met perkamenten of leren banden? Stel dat je nu eens eindelijk een stukje muur in je kamer over houdt, zodat je er een mooie prent of oude kaart kunt ophangen, desnoods een portret van een bewonderde schrijver of componist. Dat je er wat minder een magazijn van boeken en platen van maakt.

Het offer dat je voor die droom moet brengen is echter niet gering. De bibliofiel en de lezer zitten elkaar behoorlijk in de weg, want Billy’s zijn in de grond oerlelijk maar ook heel doelmatig. De “klassieke” kasten zijn heel mooi, maar weer heel inefficiënt qua opslagcapaciteit, en bovendien meestal een aderlating voor je budget.

Geen aanlokkelijk vooruitzicht, omdat de lezer in je toch moeilijk afscheid neemt van die, deels nog ongelezen Franse, Engelse en Duitse literatuur in de bekende pocketuitgaven van respectievelijk Folio, Penguin of Deutscher Taschenbuch Verlag, o zo handig om mee te nemen in de trein, naar bed, in bad, etc. Waarbij je niet bang hoeft te zijn voor vlekken, vocht of verliezen – vervangbaar als ze zijn (het gaat immers om het lezen van de tekst).

Ook de goedkopere uitgaven van Nederlandse romans, al dan niet uit de plaatselijke kringloopwinkel, vallen in principe hieronder. In de loop der jaren heb ik al veel van dit soort boeken weggedaan. Wil ik echter mijn droombeeld van de “mooie bibliotheek” waarmaken, dan moet ik zodanig hard snoeien in de collectie en besparen op mijn boekaankopen, dat het pijn gaat doen. Wat worden de doorslaggevende criteria voor boeken om in die nieuwe bibliotheek opgenomen dan wel voor eeuwig verworpen te worden? Wordt het dan niet een fraaie maar kille uitstalling van dode boeken?

Wat dan? Nog een kamer aanbouwen, zodat je een aparte “leeskamer” én een “voorraadkamer” hebt? Dat zou nog het beste zijn – in die voorraadkamer kunnen de boeken efficiënt worden opgesteld, met smalle paadjes tussen de kasten. Budget en ruimtelijke mogelijkheden zijn hier echter de beperkende factoren. Een externe opslagbox huren? Te onpersoonlijk en te ver weg – een belangrijke reden om te verzamelen is dat je alles onder handbereik wilt hebben. Een groter huis of een tweede huisje of appartement erbij? Als je veel geldt hebt, ja. Leesboeken lenen bij de openbare bieb en alleen “hebbeboeken” kopen? Alleen die terminologie al! Bovendien: veel interessante boeken, die buiten de mainstream vallen, zijn bijna nergens meer te lenen, openbare bibliotheken ruimen minder gangbare boeken vaak snel weer op, nog los van de andere nadelen die aan lenen zitten (terugbrengen, binnen enkele weken uitlezen, etc.). Digitaal lezen dan? Hoewel er al veel gedigitaliseerd is, zijn nog veel boeken als eBook niet verkrijgbaar. Ik lees wel digitaal, maar het is mijn medium niet.

Gezien de genoemde beperkingen is het toch kiezen: veel boeken in veel Billy’s of enkele exclusieve boeken in een old style mooie kast en museale attributen. Als puntje bij paaltje komt, koop ik van het geld echter nog steeds liever (mooie) nieuwe boeken dan dat ik spaar voor mooiere kasten. Zo komt men er niet uit en handhaaft zich de halfbakken status quo.

Naschrift 2015

In maart 2014 hebben we de sprong gewaagd en zijn we verhuisd naar mijn geboortestad Maastricht, en wonen we, wonder boven wonder, in een groter huis dan we gehoopt hadden. Ook is er meer ruimte voor de Bibliotheca Habetsiana, en staan de boeken beter beschermd tegen licht en vocht. 

Ten behoeve van de op handen zijnde verhuizing (en met de verwachting minder ruimte te krijgen) heb in 2013 ca. 900 boeken aan een opkoper verkocht. Onder verkochte boeken zat veel "kringloopmateriaal" (Nederlands en vertaald proza in pockets of onooglijke, versleten uitgaven), waarvan ik toch wat veel verzameld had afgelopen jaren. Zo worden soms toch knopen doorgehakt, onder druk van de omstandigheden.

De ernstige roker ~ grenzen aan het verzamelen?

Sommige boekjes koop je ook met het idee: dat zou wel iets voor vriend X of vriendin Y zijn. Zo is er een trouwe vriend uit mijn studietijd, die sigaren rookt. Zelf rook ik een zeldzame keer ook een sigaar (nog geen 5 per jaar), veelal in gezelschap van vrienden, meestal na een gezamenlijk genoten maaltijd. Toen ik stuitte op het boekje De ernstige roker van de – niet meer zo bekende – dichter Werumeus Buning, moest ik dan ook onmiddellijk aan die vriend denken.

Het is een luchthartig boekje, vol ironie en in ouderwetsche stijl geschreven over de genoegens, de do’s and don’ts van het (toen nog) laatste exclusief mannelijke genoegen, aldus de dichter. In je hoofd hoor je een beetje de typerende stem van de Polygoon journaals uit de jaren ’50 en ’60 – zo kun je de stijl van het boekje het beste karakteriseren.

Lees verder

On Books and the Housing of Them

Op Gutenberg.org is een boekje van William Gladstone (de bekende liberale Britse staatsman die leefde van 1809-1898) te lezen, dat om meerdere redenen door elke boekenliefhebber gelezen zou moeten worden. Het boekje heet On Books and the Housing of Them.

Grappig is bijvoorbeeld dat we nu in digitale vorm, in een e-book (!), dat in de werkelijke wereld nauwelijks fysieke ruimte inneemt, lezen over het probleem dat er steeds meer boeken bijkomen: op dat moment enkele tienduizenden per jaar in de Engelse taal (Bodleian: 20.000, British Library: 40.000), en dat ook die groei steeds groter zal worden. Lees verder

De liefde in reeksen

Ik verzamel niet alleen boeken, maar ook boekenreeksen. Wat drijft iemand specifiek hiertoe? Is het verzamelen van reeksen niet verzamelen in het kwadraat? Wordt de psychologische behoefte aan een hogere orde hier nog duidelijker zichtbaar? Een reeks of serie leent zich bij uitstek voor een gevoel van afronding, compleetheid, heelheid zelfs – mogelijk als contragewicht voor de niet vatten chaotische wereld om ons heen. Een diepe grond van verzamelen wordt, denk ik (maar ik ben geen psycholoog), gevormd door de behoefte om de wereld om je heen beheersbaar en hanteerbaar te maken, orde te scheppen. Een verzameling is an sich al meer dan de optelsom van de losse stukken – bij reeksen treedt dat nog sterker naar voren.

Slimme uitgevers weten dat. Geen pijnlijker aanblik dan een genummerde reeks, waaraan één deel ontbreekt – we naderen compleetheid, perfectie, maar nét dat laatste ontbreekt, dat moet verworven worden. Geen schonere aanblik dan een reeks mooi uitgegeven boeken.

Voor veel mensen die ik ken zijn dat bijvoorbeeld de boeken uit de zogenaamde Privé Domein reeks van De Arbeiderspers, waarin met name (auto)biografische teksten en brieven van schrijvers, dichters, filosofen en kunstenaars zijn te vinden. Zelf weersta ik deze verleiding enigszins. Wat daarbij helpt is, dat het (1) geen gebonden boeken zijn, (2) de ruggen soms wel erg gauw vergelen en (3) ik in het algemeen niet veel opheb met ego-documenten. Tegen dit laatste principe zondig ik overigens regelmatig, zeker als het gaat om Canetti, of Ter Braak en Du Perron.

Lees verder

Heb je ze ook allemaal gelezen?

Die vraag krijg ik als boekenliefhebber en verzamelaar regelmatig als mensen voor de eerste keer bij ons over de vloer komen of kennis nemen van mijn afwijking om gebonden papier te stapelen. Wat ik daarop antwoord? Dat verschilt per keer, afhankelijk van mijn stemming. Ik heb eerlijke antwoorden voorhanden en recalcitrante antwoorden. Lees verder

Pleidooi voor materialisme

Ik ben een materialist. Doorgaans wordt dat niet echt als een aanprijzing beschouwd. Materialisme betekent in het meest dagelijkse taalgebruik iets als “te veel belang hechten aan materiële zaken, lees geld”. Een materialist is al snel een egoïst, iemand die weinig tot geen oog heeft voor de ideële kant van het bestaan, een money maker met dollartekens in zijn ogen.

Of denk alleen al aan het historisch materialisme: even roemloos ten onder gegaan als de sterk verwante begrippen marxisme, leninisme, communisme en maoïsme. Niet ten onrechte overigens, want tot in de wetenschap aan toe werd het historisch materialisme als een frame aan het denken opgelegd en werd het een zichzelf verklarend verschijnsel vol cirkelredeneringen. En het ging alweer om dat verderfelijke slijk der aarde.

En toch: “materialist” zou ik als een geuzennaam willen hanteren voor het aandacht hebben voor de objecten rondom ons in de wereld, die steeds virtueler wordt: boeken en muziek zijn steeds meer verkrijgbaar op in hoge mate kopieerbare media, waardoor het zijn exclusiviteit als tastbaar object verliest. Welke waarde heeft een stuk muziek als het tussen letterlijk duizenden andere stukken muziek staat, gecomprimeerd en wel, op een hard disk van 1 Terabyte? Hoe waardevol is het nu werkelijk als je “een hele bibliotheek” mee op vakantie kunt nemen op je e-reader? Is vakantie nu niet juist de ontsnapping aan die dwingende aanwezigheid van informatie?

Een materialist zoals ik mijzelf zie, houdt van het tastbare: dat wat je kunt aanraken, wat je kunt voelen, ruiken, zien (in de werkelijke betekenis, dus niet een regel op een playlist). Een materialist houdt van dat wat daadwerkelijk ruimte inneemt, een plek voor zichzelf opeist in de 3D ruimte, omdat het er mag zijn. Objecten hebben net als levende wezens (mensen, dieren, planten) recht op bestaan, nu ze er eenmaal zijn. Daarom heb ik ook zo’n hekel aan verspilling, zinloze vernietiging van “dingen”, in de meeste gevallen volstrekt overbodig en alleen maar een uiting van onlust.

Ik moest hieraan denken toen ik “Van wie is de wereld eigenlijk” las, van de filosoof Jaap van Heerden (uit de bundel Wees blij dat het leven geen zin heeft). Daarin wordt ook de rol van de esthetica verdedigd, de leer van het schone. De vaak toch wat zure milieukritiek richt zich meestal op ethische argumenten, maar zou juist vaker zich moeten richten op de esthetische argumenten: “het filosofische idee dat weggeworpen blik onverenigbaar is met de schoonheid van de Matterhorn”. Ook dat heeft te maken juist met respect voor dat wat in de werkelijkheid bestaat, het materiële.

Niet alleen de natuur maar feitelijk alles wat bestaat zou, consequent doorredenerend, “recht van bestaan” hebben, al zijn daar praktisch gezien wel enkele tegenstrijdigheden en complicaties mee gemoeid. “Dit is een gedistingeerd wijsgerig standpunt en in sommig opzicht ook heel redelijk. Als de stelling door iedereen in serieuze overweging genomen zou worden, is een belangrijk winstpunt dat […] onze natuurlijke bereidheid tot vernielen over te gaan, aanzienlijk wordt vertraagd.” (Van Heerden, p. 23).

Het is moreel helemaal geen zonde om te genieten van materiële zaken, zolang ze maar geen fetisj worden. Integendeel, juist het respectvol behandelen van objecten als waren het mensen, zou wel eens ook kunnen leiden tot het minder behandelen van mensen als objecten (in de negatief bedoelde zin). En wie is er ongevoelig voor de geur van een oud boek of de kartonnen hoes van een LP? Wie krijgt geen, al zijn het nog zo vage, nostalgische gevoelens bij het aanschouwen van een bibliotheek vol oude boeken of het opzetten van een grammofoonplaat, die na enkele spatten en tikken een warm en relatief zuiver geluid produceert?

Verzamelaars, met hun menselijke deugden en gebreken, zijn behalve verzamelaars van ervaringen ook hoeders van objecten. Zij kennen meestal heel goed de waarde-op-zichzelf van een object en behandelen het vol respect. Op het moment dat een verzamelaar vol aandacht bezig is met zijn collectie, is hij op zijn onschuldigst, zal er geen kwade gedachte door zijn hoofd spelen, laat staan een misdaad. Alleen de afgunst… dat is een grote valkuil.