Voor wie ooit de prachtige mozaïekwerken in Ravenna heeft mogen aanschouwen, met name van de basiliek van San Vitale, zullen de namen van keizer Justinianus en keizerin Theodora altijd een wat mysterieuze klank hebben. Justinianus, bekend vanwege de codificatie van het Romeinse recht in het Corpus Juris Civilis, was keizer van het Oost-Romeinse rijk, ook wel aangeduid onder de naam van zijn hoofdstad Byzantium. De verheven daden van dit keizerlijke echtpaar kennen we voornamelijk uit de werken van Procopius (ca. 500 – ca. 555 na Chr.), maar deze tijdgenoot van het keizerlijk echtpaar heeft ook een boekje opengedaan over de duistere kanten van het keizerlijke hof en van generaal Belisarius en diens echtgenote.

Procopius
Anekdota, in het Nederlands vertaald door Hein L. Dolen onder de titel Verzwegen verhalen: een schandaalkroniek uit Byzantium, is te lezen als een chronique scandaleuse van de top van dit destijds machtige rijk: intriges, jaloezie, moord, mishandeling, overspel, incest – het komt allemaal voor in dit werkje van relatief geringe omvang: het eigenlijke verhaal telt 116 bladzijden, de rest wordt gevormd door een goede, heldere introductie, verklarende noten, bibliografie en een handig verklarend register.

Waarom heeft Procopius deze geschiedenissen opgeschreven? In een ander werk, getiteld Oorlogen, had hij al de eigentijdse geschiedenis van het Byzantijnse rijk te boek gesteld. De Anekdota moeten we volgens hem lezen als aanvulling op en tegenhanger van dat ander boek, waarnaar hij ook regelmatig verwijst. Uit angst voor vervolging heeft hij destijds bepaalde feiten of oorzaken moeten verzwijgen, maar hier neemt hij zich voor om de gehele waarheid te vertellen, hoewel hij zich kan voorstellen dat wat gaat volgen ongeloofwaardig klinkt.

“Desondanks wil ik de moed niet laten zakken met deze enorme taak voor ogen, want ik put kracht uit het feit dat het niet ontbreekt aan getuigen voor mijn beweringen.” (p. 33)

Hij heeft er eerder niet over heeft geschreven. Naast de angst voor vervolging door de keizer was hij ook bang om slechte machthebbers op nog meer slechte ideeën te brengen. Nu echter gaat hij ervan uit dat “toekomstige tirannen zich erdoor enerzijds bewust worden van de straffen die zij onherroepelijk voor hun misdaden krijgen, zoals dat met de figuren van dit boek is gebeurd.”

Daarmee is de toon gezet. Wat volgt is een smeuïg en sappig verhaal, waarbij de moderne roddeltijdschriften hun vingers zouden aflikken. Eerst wordt “het schandelijke optreden” van Belisarius en zijn vrouw Antonina besproken, daarna komen “de misdaden” van Justinianus aan bod.

De mannelijke hoofdpersonen van deze geschiedenis zitten volgens Procopius behoorlijk onder de plak van hun vrouw, wier slechtheid en verdorvenheid niet genoegd benadrukt kunnen worden. Over Antonina, de vrouw van Belisarius, merkt hij onder meer op dat ze het bed deelt met de aangenomen stiefzoon Theodosius (p. 35), verblind door hartstocht. Deze boosaardige vrouw verliest haar discretie geheel en bedriegt haar man waar hij bij staat. Deze zint aanvankelijk op wraak, maar middels haar “hekserijen” en schone praatjes weet ze hem telkens weer voor zich te winnen. Het is een beroepsintrigante die altijd aan het lange eind lijkt te trekken.

De vrouwen in dit boekje komen er in het algemeen slecht vanaf. Keizerin Theodora is zo mogelijk nog verdorvener dan Antonina. Zij laat mannen die haar in de weg staan martelen en opsluiten in een soort doolhof die “doet denken aan de hel” (p. 46). De mannen aan de andere kant worden afgeschilderd als instabiele lafaards die zich voortdurend laten inpalmen door hun vrouw.

Ook aardig is de soms kernachtige tekening van bijvoorbeeld de analfabetische voorganger van Justinianus:

“Justinus was zeker geen figuur om zijn onderdanen kwaad te berokkenen, maar hij heeft ook niet veel voor ze betekend. Hij was een zeer primitief mens, een heel slechte spreker en een echte boer.” (p. 56).

Van Justinianus wordt gezegd dat hij erger was dan de pest. Aan de pest kunnen mensen nog ontkomen door niet besmet te raken of door beter te worden. “Maar aan de greep van deze man kon niemand in het hele Byzantijnse rijk ontkomen.” (p. 57).

Een van de boeiendste hoofdstukken, naast dat over het echtpaar Belisarius en Antonina, vormt “Theodora, een vrouw met een verleden”. Hierin wordt zij in alle mogelijk kleuren neergezet als een vrouw van het laagste allooi. Als dochter van een dierenoppasser in het circus, is Theodora, net als haar zusters, al vroeg betrokken bij de prostitutie in de stad, iets waarover de schrijver fel zijn morele afkeuring laat blijken – om het vervolgens met veel gevoel voor sappige, pornografisch aandoende details te beschrijven:

“Voorlopig was Theodora veel te jong om met een man naar bed te gaan en als een vrouw met hem de liefde te bedrijven, maar ze kon wel als een soort schandknaap de mannen gerieven.” (p. 67).

Zodra ze wel de goede leeftijd heeft, wordt ze “meteen een prostituee van het slag dat door onze voorouders ‘de lichte cavalerie’ werd genoemd.” (p. 67). Procopius beschrijft verontwaardigd maar met smaak haar gedrag: ze neemt zelf het initiatief om klanten te benaderen, toont zonder schaamte haar geslachtsdelen aan iedereen, bedrijft “onnatuurlijke” (p. 69) seks, maakt obscene grappen en geeft blijk van een ontembare geslachtsdrift. Hier benadert het verhaal het fantastische: met tien of meer jongens deelt ze op een avond het bed, en daarna nog eens met 30 slaven. Daarnaast heeft ze, net als Antonina, meerdere abortussen op haar naam staan. Je gaat je wel als lezer steeds meer afvragen of dit niet enorm opgeklopt is, ondanks de verzekering van Procopius aan het begin van het boek dat er genoeg tijdgenoten zijn om zijn getuigenis te ondersteunen. Soms wordt de overdrijving zelfs komisch:

“Door haar leven van wellust was haar lichaam zo getekend dat ze haar geslachtsdelen niet zoals alle andere vrouwen op de natuurlijke plaats, maar midden in haar gezicht scheen te hebben.” (p. 69).

Zo worden er tal van sappige verhalen verteld, vol seks, geweld en intriges. Voor zo’n oude tekst doet dat modern aan. Het Grieks van Procopius was, aldus vertaler Hein Dolen, een heel klassiek, archaïserend Grieks. Desondanks heeft hij het weten om te zetten in een vlot, modern Nederlands, dat lekker wegleest. Met zijn vertaling heeft hij een spannend boek uit het boeiende overgangstijdperk tussen Oudheid en Middeleeuwen toegankelijk gemaakt voor een breed lezerspubliek.

Besproken boeken

Procopius; Verzwegen verhalen: Een schandaalkroniek uit Byzantium. Amsterdam: Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2005, 1e druk. 167p. 

Aantekeningen

Een Engelse vertaling van het Griekse origineel is gratis en online te lezen op Medieval Sourcebook. De oorspronkelijk Griekse tekst is te raadplegen via Google Books.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *