Met Bonita Avenue heeft Peter Buwalda een boek geschreven dat meeslepend is en veel vaart heeft. Dat is de kracht maar tegelijk ook de zwakte van het boek. Met behulp van per hoofdstuk wisselende vertellers en bijbehorend perspectief, voortdurende verspringingen in de tijd (waardoor de spanning wordt opgevoerd), variatie in manier van vertellen (hij-vorm versus ik-vorm) en spectaculaire gebeurtenissen (politiek, porno en psychose) krijgen we als lezer een kaleidoscoop voor ogen, waaraan voortdurend wordt gedraaid. Dat maakt het verhaal veelkleurig en levendig.

Het vlotte taalgebruik helpt daarbij zeker. Maar daar wringt tegelijk ook de schoen. Buwalda houdt van taal, zoveel is duidelijk, en weet deze ook vaardig te hanteren. Dat ontaardt helaas regelmatig in een opeenstapeling van “leuk gevonden” formuleringen, vergezochte taalgrappen, spectaculaire situaties en het overmatig gebruik van hyperbolen in de uitingen van zijn personages. Het is spierballenproza van het type waar ook Zwagerman zich graag aan overgeeft (vandaar dat deze ook tijdens Manuscripta laaiend enthousiast dit boek aanwees als favoriet voor de NS Publieksprijs).

In het geval van Aaron Bever, een van de hoofdpersonen die recht op een allesvernietigende psychose afstormt, is die wat macho-achtige wijze van uitdrukken nog enigszins te begrijpen, hoewel het soms echt patserig klinkt (wat Aaron in diepste wezen niet is, maar goed, hij is gek als een deur). Uiteindelijk ontkomen ook Siem en Joni Sigerius niet aan de al te enthousiaste vertellersstem, hoezeer Buwalda mogelijk ook zijn best heeft gedaan om het bij hen binnen de perken te houden. Sommige taalgrappen liggen er te dik bovenop: zo ontstaat toch licht de indruk dat de psychiater van Aaron, Elizabeth Haitink, die achternaam alleen draagt om de volgende toespeling te kunnen maken: “de dirigente van zijn herstel”. De knipoog naar de lezer is, wat mij betreft, iets te vet.

Ook de gebeurtenissen die zich afspelen, tot gruwelijke misdaad toe, de vele toevalligheden, en de tekening van de karakters, die toch wel erg voortreffelijk zijn in menig opzicht doen het verhaal aan geloofwaardigheid inboeten. Siem Sigerius: topjudoka (getraind met Geesink en Roeska), geniaal wiskundige vanuit het niets (dankzij toevallige boekjes die hij op zijn ziekbed krijgt van – dan nog – zijn onderbuurvrouw Tineke en haar vader die toevallig wiskundeleraar is), briljant wetenschapper, gevraagd aan diverse (Amerikaanse) universiteiten, benoemd tot rector van de Universiteit van Twente, geroepen om minister van Onderwijs te worden. Slim en sterk, kortom een superheld. Dat maakt zijn ondergang des te tragischer. Dat grootse, meeslepend tragische is wel wat het boek tegelijk weer innemend maakt.

Ook Siems vrouw Tineke is op haar manier geniaal, zeer vaardig in de meubelmakerij, en Joni, zijn stiefdochter, heeft al helemaal geen last van middelmatigheid: van beginnend “internetondernemer” (een van de eerste met pornofilmpjes die ze samen met Aaron maakt en waarmee ze steenrijk worden – ze kopen dan ook een grote boot), tot rechterhand van een porno-koning in Los Angeles en gewiekst onderhandelaar om een pand te bemachtigen voor uitbouw van de betreffende industrie, tussendoor nog stage gelopen bij McKinsey, slimme beleggingen… het kan niet op. Alles wordt goud wat ze aanraakt.

Zelfs Theun Beers, de biologische vader van Joni, ontkomt er niet aan dat hij, ondanks zijn plebejische afkomst, toch wel een, zij het bescheiden, rolletje heeft gespeeld op het wereldtoneel, namelijk van de Nederlandse blues en rock’n roll. En pornosterretje Bobbi Red blijkt even welbespraakt als intelligent en mooi. Zij zal de wereld wel even inpakken. Er wordt veel aandacht besteed aan fysieke eigenschappen van de personages, met name eigenaardige afwijkingen (de bloemkooloren van Siem) worden sterk uitvergroot, waardoor het verhaal het karakter van een groteske krijgt. Op die manier lezen doet het boek waarschijnlijk het meeste recht, ondanks alle realistische elementen die het boek ook bevat.

Voornaamste bezwaar is dat ondanks alle veelkleurigheid en wisseling van perspectief het toch een relatief eenduidig verhaal is. Weliswaar heeft elke verteller zijn eigen beeld van en beleving bij de gebeurtenissen, maar eigenlijk raak je als lezer nooit aan het twijfelen – de gebeurtenissen staan niet of nauwelijks ter discussie. Door de grillige verhaallijn, die overigens meesterlijk in de hand wordt gehouden, dreig je af en toe de draad kwijt te raken, maar dat gebeurt nooit werkelijk. Vrij snel wordt duidelijk wat zich afspeelt en afgespeeld heeft. Er zijn nauwelijks echte tegenstrijdigheden tussen wat al die personages/vertellers ons mededelen.

Sterker nog: de verhalen van de verschillende vertellers sluiten meestal naadloos op elkaar aan. Als Aaron in zijn psychose zit, lezen we eerst een hoofdstuk vanuit zijn verwarde hoofd, totdat zijn ex-vriendin Joni zijn huis weet binnen te dringen en hem bezorgd probeert te helpen: dan volgt er een hoofdstuk vanuit haar beleving, dat verder gaat waar hij gebleven was: geen scheuren. De weergave van Aarons geest is overigens een van de sterke kanten van het boek, zijn psychose is heel voorstelbaar gemaakt. Dat zijn beeld van de werkelijkheid niet altijd klopt, is echter vrijwel meteen duidelijk door de manier van vertellen en door de aanvullingen van de anderen.

Als uiteindelijk de confrontatie tussen Siem en zijn misdadige zoon Wilbert tot stand komt, lijken we in een slasher movie te zijn terechtgekomen. Ook daar is de greep van de auteur groot, maar ondanks alle gruwelijkheden en geweld, is er geen afgrond waar je als lezer indondert. Het zijn dan toch die wat merkwaardige superhelden en slechterik die ten onder gaan, en door gebrek aan identificatie door de lezer toch uiteindelijk wat op een afstand blijven staan. Het is hún ondergang, en wij staan erbij te kijken.

Al deze bezwaren nemen niet weg dat Bonita Avenue een gedurfd boek is, met de vuurwerkramp in Enschede als krater van waaruit centrifugaal de levens van deze personages naar alle kanten worden geslingerd. De grote greep van de auteur, de ambitie, zijn grote vertellerstalent – dat onmiskenbaar is –, de inweving van allerlei eigentijdse gebeurtenissen en “straatrumoer” (om die term nog maar eens van stal te halen), waardoor bij deze lezer menige associatie of herinnering wordt opgeroepen, maken het lezen van dit boek tegelijk tot een onvergetelijk avontuur.

Het is ook een van de weinige Nederlandse romans die ik ken, waarin het leven anno 2011, inclusief de werkelijkheid die internet schept, zo uitgebreid aan bod komt. Op de een of andere manier krijg je de neiging om datzelfde internet te raadplegen over Bobbi Red (de jonge, veelbelovende porno-actrice), het Los Angeles van de gangs (de Crips en de Bloods – zie inderdaad Wikipedia), en natuurlijk Theun Beers die in één van de bekende OOR’s popencyclopedie zou staan.

Besproken boeken

Peter Buwalda, Bonita Avenue. De Bezige Bij, Amsterdam, 2010.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *