Het verhaal van de Vliegende Hollander, over een spookschip dat voor eeuwig rond Kaap de Goede Hoop zou varen, is vermaard en vele malen bewerkt (zie o.a. Wagner). Waar komt dat verhaal vandaan? Is het wel een authentiek Nederlands verhaal? Op dit soort vragen probeerde Gerrit Kalff jr. een antwoord te vinden.
Het resultaat van zijn zoektocht bracht hij uit in een gepassioneerd en bloemrijk, zij het soms wat gedateerd proza, onder de titel: De sage van den Vliegenden Hollander, met de in onze oren wat ouderwets deftig klinkende ondertitel “Naar behandeling, oorsprong en zin onderzocht”. Het boek verscheen in 1923 bij uitgeverij W.J. Thieme.
Als er een boek op de mat valt, dat over een aantal van je geliefde auteurs gaat, ben je even een moment blij. Totdat je begint te lezen en beseft dat de ronkende titel, Culturele Coryfeeën, beide met hoofdletter, een voorafschaduwing is van de inhoud.
De op zich neutrale aanduiding in de ondertitel “een eerbetoon aan” wordt dan plotseling een extra alarmbel die gaat rinkelen: hier is een auteur aan het woord die in mateloze bewondering neerknielt voor de Groten der Aarde, nou ja: cultuurdragers van Nederlands grondgebied.
Dat het geluk (welbevinden) van een bibliofiel soms ook echt een kwestie van geluk (toeval) is, heb ik onlangs weer eens mogen ervaren. Een plek waar ik zelden kom, niet eens ver van huis. Men verkoopt er allerhande tweedehands goed. Het is er een grote rommel. Daarbij hanteert men gemiddeld vrij hoge prijzen, behalve voor de boeken. Nu was er bovendien 30% korting, wat bij de boeken praktisch gezien neerkwam op een ruime afronding van de prijs naar beneden. Dat laatste besefte ik pas toen ik met een nog bijna hagelnieuwe gebonden Siebelink aan de kassa kwam. Ik rekende af, maar ik ging ook weer terug naar binnen, want ik had een “wel aardig” kunstboekje gezien, dat dan ook nog mee kon. Omdat ook de boeken vrij onoverzichtelijk bij elkaar staan en ook op stapels in dozen en kratten liggen, speurde ik nog een beetje door de kasten en bakken, totdat mijn hart een klein sprongetje maakte (typerende bibliofielen- / verzamelaarsafwijking, doorgaans onschuldig).
Tot mijn grote verbazing stuitte ik op een Franstalig werkje, met gedichten en prentjes uit het jaar MDCCCLXIV (1864), getiteld LesContes Remois. Oftwel: verhalen van Reims, de Noord-Franse plaats waar de auteur leefde en overleed. Deze “Comte de Chevigné”, blijkt Louis de Chevigné (1793-1876) te zijn. De uitgevers van dit boekje waren de gebroeders Michel Levy te Parijs.
Een van de allermooiste literaire reeksen van Nederland, op de markt gebracht door uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep is de Baskerville Serie.
Evenals de reeks Ambo-Klassiek (zie de bibliografie van die reeks) zijn het fraai vormgegeven boeken, gebonden in zwart linnen. Ambo-Klassiek heeft de kenmerkende rode stofomslagen, de Baskerville Serie heeft altijd een crèmekleurig stofomslag. In de meeste gevallen sieren lichtrode letters het omslag. Enkele delen (veelal middeleeuwse literatuur) hebben een groene belettering. De meeste titels zijn gebonden, een enkele titel is paperback. Veel van de recenter verschenen titels zijn voorzien van een afneembaar buikbandje, vaak kleurig geïllustreerd, dat nog net iets extra’s toevoegt, zonder afbreuk te doen aan de uniformiteit van de reeks; in de lijst hieronder worden enkele voorbeelden getoond uit mijn eigen collectie.
Inhoud van de reeks
De Baskerville Serie is gewijd aan de literaire en filosofische klassieken uit de westerse cultuur. Met name tussen de eerst verschenen titels in de reeks zitten enkele moderne werken, veelal eigenzinnige keuzes van Johan Polak, zoals Niels Kobet (= Frits Bolkestein), de dichter Kavafis, Arthur Rimbaud, Elias Canetti, Gerard Reve, Ida Gerhardt, Chris Geel en Frits Staal.
De laatste jaren is het veel consequenter een verzameling geworden van auteurs uit de oudheid of de vroege middeleeuwen. De meeste vertalingen zijn dan ook uit het Grieks of Latijn, een enkele titel is vertaald uit het (oud- of middel-) Frans of Duits. De laatste jaren komen ook minder bekende auteurs uit de oudheid aan bod. Van sommige titels is meer dan één vertaling in de reeks beschikbaar.
Twee titels zijn in groter formaat uitgegeven en heten ook Grote Baskerville Serie: Vergilius en Ovidius.
Behalve dat Ambo-Klassiek en Baskerville in zekere zin met elkaar concurreerden, werkten ze soms ook samen, bijvoorbeeld bij titels van Dante en Augustinus. Sommige, identieke delen zijn zelfs in beide stofomslagen te vinden, zoals hieronder is te zien.
Op een boekenmarkt stuitte ik onlangs weer op een heel aardig boek. De titel zei me niets, maar de naam van de schrijver was me wel bekend. Mijn interesse werd gewekt door de fraaie Franse band en de goede staat ervan. Daarnaast bevat het boek een aantal interessante, licht-erotische prenten. Het blijkt een uitgave te zijn uit 1934 – dat staat nergens voorin vermeld, maar achteraan kunnen we lezen: “Achevé d’imprimer le quinze mai mil neuf cent trente-quatre”.
Théophile Gautier (1811-1872) was een kleurrijke schrijver en dichter uit de tijd van de Franse Romantiek en de Parnassiens, voorvechter van het l’art pour l’art principe (later in Nederland zo hartstochtelijk beleden door de Beweging van Tachtig). Het meest bekend is Gautier vanwege zijn poëzie, maar hij publiceerde ook romans en journalistiek werk. Een van die romans verscheen in 1838, getiteld Fortunio. Deze roman was eerder, in 1837, verschenen als vervolgverhaal in Le Figaro onder de titel L’Eldorado. Lees verder
We gaan wat terug in de tijd, naar het middeleeuwse Italië, en belanden allereerst bij de Decamerone van Giovanni Boccaccio. Natuurlijk moest ik daarvan een Italiaanse editie hebben, al was het maar de tweedelige paperback editie in cassette van Mondadori in de reeks Oscar Classici, waarvan ik wel meer titels heb (gehad). Maar daar gaat het natuurlijk niet om, want origineel en vertaling zijn niet echt als gelijken te beschouwen, dus die mogen zonder meer naast elkaar in de kast staan. Het gaat in dit geval om de vertaling.
Een vrij bekende vertaling van Decamerone is van de hand van Frans Denissen. Die is inmiddels in veel verschillende edities verkrijgbaar, onder andere in de Perpetua reeks. Die heb ik (nog) niet. Wel heb ik een uitgave uit 1989 van uitgeverij Manteau, en de mooie, monumentale editie in de Gouden Reeks van Athenaeum-Polak & Van Gennep, de eerste druk daarvan uit 2003. Precies dezelfde tekst, maar in de Athenaeum-uitgave veel fraaier vormgegeven en geïllustreerd.
In de loop van de jaren zijn enkele dubbele exemplaren in mijn kasten terecht gekomen. Meestal weet ik dan verdomd goed dat ik dat boek al heb, maar ik moest het zo nodig redden van de ondergang, dacht dat ik het als cadeau kon gebruiken of doorverkopen om zo andere boekaankopen te bekostigen. Dat laatste bleek meestal een illusie, soms een voltreffer en slechts zelden echt bevredigend. Het cadeau-argument komt in de praktijk minder vaak voor dan je je voorneemt, en het willen redden van die arme boeken getuigt van een al te sentimenteel verlosserssyndroom. Alleen het vervangen van een min of meer versleten of anderszins slecht exemplaar door een beter exemplaar vormt een geldig excuus (maar dan moet je dat oude exemplaar wel wegdoen, behalve weer als het boek sentimentele waarde heeft).
Ik koop dus niet meer hetzelfde boek! Edities van een werk, die onderling verschillen, al was het maar vanwege het omslag, vallen echter buiten deze strenge regeling. Van de Verzamelde gedichten van J.C. Bloem kreeg ik in 1991 een mooie gebonden uitgave cadeau, de 9e druk uit 1986. Zoals links op de foto is te zien, is het veel gelezen en is het vaak meeverhuisd. Er staan enkele potloodaantekeningen van mijzelf in, allemaal uit begin jaren ’90. Nooit zal ik het over mijn hart verkrijgen om dit weg te doen. Onlangs liep ik tegen het rechter exemplaar aan, een paperback uitgave uit 1998, eveneens fraai vormgegeven, in nagenoeg maagdelijke staat. Een van je favoriete dichters, dus wat doe je dan? Juist. “Dat wordt dan mijn leesexemplaar.” Geloof ik dat echt? Bovendien heb je toch dat eerste exemplaar al duidelijk gelezen? Lees verder