Vanuit de lezer gezien heeft een boek drie belangrijke momenten: de datum waarop het boek in de winkels verschijnt, de datum waarop hij het koopt of zich anderszins “eigen” maakt, en de datum waarop hij het uitgelezen heeft. Tussen die momenten kunnen soms vele jaren zitten. In onderstaand overzicht staan vooral boeken die niet in 2021 zijn verschenen, maar die in afgelopen jaar wel belangrijk voor mij waren, ongeveer gelijkelijk verdeeld over 8 genres of aandachtsgebieden. Mijn persoonlijke top 30 van 2021!

Nederlandse literatuur

Noordervliet, Nelleke, Uit het paradijs. Roman. Meulenhoff, Amsterdam, 1997. 1e druk – Gebonden, 316p.

Het lezen van dit boek moet een tekort in mijn literaire vorming inhalen: niemand had me er nadrukkelijk op gewezen hoe goed Noordervliet kan schrijven, als ik mag afgaan op dit boek. De taal sprankelt, het verhaal is fascinerend en hier en daar zijn andere schrijvers en dichters er mooi doorheen geweven (zoals het bekende gedicht van Martinus Nijhoff, De moeder de vrouw).

Heijden, A.F.Th. van der, Advocaat van de hanen. De tandeloze tijd 4. Em. Querido, Amsterdam, 1991. 7e druk – Paperback, 576p.

Ook dit was een goedmakertje dit jaar. Het is al enkele jaren geleden dat ik heel wat delen uit De Tandeloze Tijd achter elkaar las, in de beoogde volgorde, maar na het dubbele deel drie (Het hof van barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras), met de teloorgang van Albert Egberts en vooral het toch wat oeverloze verhaal rondom Hennie A., had ik er toch even genoeg van. Het eerste deel uit de nieuwe reeks Homo Duplex, De Movo Tapes, had ik na ca. 50 bladzijden weggelegd, vanwege het pretentieuze toontje (“kijk mij eens goed schrijven”). Maar Advocaat van de hanen is wel zo’n ongelezen klassieker die je verwijtend blijft aanstaren vanuit de kast. Dagenlang was ik weer ondergedompeld in die fascinerende wereld die voor je geestesoog wordt opgeroepen, in een ditmaal toch wel overtuigende beeldende taal.

Brokken, Jan, Baltische zielen. Lotgevallen in Estland, Letland en Litouwen. Atlas, Amsterdam / Antwerpen, 2010. 2e druk – Paperback, 464p.

Van Jan Brokken had ik nog niet zoveel gelezen. Dit boek vormt een aardige start. Zijn het verhalen, reisnotities, beschouwingen? Alledrie zou ik zeggen. Een van de mooiste verhalen vind ik “De boekhandelaar van Riga”, over hoe men probeert te overleven in onmenselijk regime als de Sovjet-Unie en er het beste van probeerde te maken. Het deed mij een beetje denken aan Alles voor het moederland van Michel Krielaars. Las ik dat niet ook afgelopen jaar?

Thijs, Ger (bew.), De Stille Kracht. Toneelstuk geïnspireerd door de gelijknamige roman van Louis Couperus. International Theatre & Film Books, [Amsterdam], 2006. 1e druk – Paperback, 120p.

Dit is misschien wel, vanuit mijn perspectief, het vreemdste boek dat ik dit jaar las: een toneelbewerking van De stille kracht. Ik moet ook bekennen dat ik erg argwanend eraan begon, want Couperus lees ik toch het liefste in de vorm zoals hij het zelf geschreven heeft. Een verfilming durf ik al nauwelijks te kijken (omdat het ook de beelden invult die je eerder zelf vormde), maar zo’n toneeltekst zou wel eens vlees noch vis kunnen zijn. Uiteindelijk vond ik het toch wel aardig om te lezen: de kern van de verhaallijnen zit er wel degelijk in, hoewel natuurlijk veel details (met name in de beschrijving) zijn weggelaten, maar zo’n toneeltekst is kaler, magerder, waardoor je juist veel zelf mag invullen, dan dat stimuleerde de eigen “interne” voorstelling wel degelijk.

Poëzie

Marsman, H., Ik die bij sterren sliep. Verzamelde verzen 1916-1940. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 2020. 1e druk – Gebonden, 746p. – Bezorgd door H.T.M. van Vliet.

Hoewel ik van Marsmans verzamelde gedichten al drie uitgaven had staan, oude en moderne drukken, mocht deze fraaie en, zou ik haast zeggen, overcomplete editie, samengesteld door de immer consciëntieuze H.T.M. van Vliet niet ontbreken. Interessant is dat je van bepaalde gedichten verschillende versies tegenkomt, dat je ziet hoe de oorspronkelijke bundels (vanaf de jaren 1920) opgebouwd waren en welke gedichten Marsman uiteindelijk zelf verwierp. Een minpuntje zijn toch wel de illustraties: zwartwit, lage resolutie en niet eens fatsoenlijk bijgesneden, alsof een amateur ze even onder een kopieerapparaat heeft gelegd. Voor een zo pretentieuze uitgave had dat toch beter gemogen.

Knibbe, Hester, Oogsteen. Een keuze uit de gedichten 1982-2016. De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2016. 1e druk – Paperback, 452p.

Ook een ontdekking (voor mij althans) van afgelopen jaar. “De afgrond is / zacht milady, soms stuur ik mijn jeep / jankend over het wildpad”.

Kemp, Pierre, Het regent in de trompetten. De mooiste gedichten van Pierre Kemp; gekozen door Wiel Kusters en Ingrid Wijk. Vantilt, Nijmegen, 2017. 2e druk – Paperback, 166p.

Als bestuurslid van de Pierre Kemp Stichting duik ik natuurlijk af en toe weer in zijn poëzie. Ik heb natuurlijk zijn driedelige Verzameld Werk, en enkele oorspronkelijke bundels, maar deze fijne bloemlezing bevat een fraaie selectie van zijn mooiste gedichten, waardoor je het er makkelijk even bij pakt.

Buitenlandse literatuur

Timmer, Charles B. (red.), Kwartet. Osip Mandelsjtam, Anna Achmatova, Marina Tsvetajeva, Boris Pasternak. Vertaald uit het Russisch door Charles B. Timmer, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1982. 1e druk – Paperback, 211p.

Nijinski, Vaslav, Dagboek. Vertaald uit het Russisch door A.M.H. Binkhuysen, De Arbeiderspers, Amsterdam / Antwerpen, 2011. 1e druk – Paperback, 181p. – Nawoord Romolo Nijinski. Opnieuw uitgegeven n.a.v. roman Vaslav van Arthur Japin

Roth, Joseph, Radetzkymars. Vertaald uit het Duits door Els Snick, Van Oorschot, Amsterdam, 2020. 1e druk – Gebonden, 444p. – Nieuwe vertaling. Voorwoord Geert Mak. Tekeningen van Jan Vanriet.

Eerder had ik natuurlijk al de oudere vertaling van Wielek-Berg gelezen, maar deze nieuwe mag er zeker zijn. Het klassieke verhaal van de Trotta’s, wier ondergang samenvalt met die van de Donaumonarchie, blijft indringend.

Coetzee, J.M., De kinderjaren van Jezus. Roman. Vertaald uit het Engels door Peter Bergsma, Cossee, Amsterdam, 2013. 1e druk – Gebonden, 320p.

Ik had al enkele boeken van Coetzee in de kast staan, maar qua lezen is 2021 voor mij het jaar van de ontdekking van Coetzee, te beginnen met dit boek. Vanaf het begin worden we geconfronteerd met de vervreemding die optreedt door de vrij onverschillige en rücksichtslose behandeling die de “aangespoelde” man en het kind ten deel valt. Er zit een zeker absurdisme in, maar je realiseert je dat vluchtelingen dat ook overkomt: dat je stukloopt als mens. Over deze en andere ingewikkelde vragen laat het boek van Coetzee je reflecteren.

Over literatuur

Booker, Christopher, The Seven Basic Plots. Why we tell stories. Continuum, London / New York, 2004. 1e druk – Gebonden, 728p.

Op uiterst boeiende manier betoogt Booker hoe alle verhalende teksten feitelijk zijn terug te herleiden tot 7 basispatronen. Hij lardeert dit met heel veel voorbeelden uit zowel heden als verleden en zowel de hoge literatuur als de populaire lectuur en de filmwereld. Die vele voorbeelden doen wel af en toe naar adem happen. Daarnaast probeert Booker via de psychologie te duiden waar onze behoefte vandaan komt verhalen te vertellen.

Eliot, T.S., Traditie en persoonlijkheid. Vertaald uit het Engels door Johan Kuin, Kok Agora, Kampen, 1988. 1e druk – Paperback, 132p. – Met inleiding en toelichting door de vertaler.

Vertaling en zeer uitgebreide toelichting van Eliots klassieke essay, Tradition and the Individual Talent, waarin hij probeert deze scherp van elkaar af te bakenen. Met zijn pleidooi voor die traditie biedt hij ook tegengif tegen de overheersende persoonlijkheidscultus van de Romantiek.

Bronzwaer, W.J.M., Het eerste spoor. Opstellen over literatuur en moderniteit. Ambo, Baarn, 1991. 1e druk – Paperback, 152p.

Het bovengenoemde boekje van Eliot bracht mij weer de verwantschap tussen Nijhoff en Eliot in herinnering. Nijhoff heeft een aantal gedichten van Eliot ook vertaald. Ik meende mij te herinneren dat Bronzwaer hierover had geschreven, maar dat klopt niet helemaal: het betreffende opstel ging over Nijhoff en het modernisme, met name n.a.v. diens bundel De wandelaar (1916). Voordat ik het wist was ik weer verdwaald in de andere beschouwingen uit dit boekje, niet allemaal even sterk, maar toch geschreven vanuit een grote nieuwsgierigheid en deskundigheid van deze te jong overleden literatuurprofessor.

Honings, Rick & Jensen, Lotte, Romantici en Revolutionairen. Literatuur en schrijverschap in Nederland in de 18e en 19e eeuw. Prometheus, Amsterdam, 2019. 1e druk – Paperback, 407p.

Boeiend en rijk geïllustreerd boek over onze letterkundige 18e en 19e eeuw, die inmiddels niet meer zo stiefmoederlijk wordt bedeeld als in het verleden. Dit leerzame boek is een van de bewijzen daarvan. Het begint rond 1750, de tijd van genootschappen en tijdschriften, de periode van Verlichting en Franse Revolutie. Via de Romantiek uit de eerste helft van de 19e eeuw belanden we uiteindelijk bij de Tachtigers en naturalisten. Toegankelijk geschreven zonder oppervlakkig te zijn.

Belle van Zuylen

Een speciaal plaatsje in de tweede helft van afgelopen jaar vormt de bijzonder boeiende schrijfster Isabelle (Belle) de Charrière van Zuylen, een intelligente vrouw uit de 18e eeuw, die zich liet gelden in een periode dat vrouwen zich doorgaans een passieve rol moesten laten welgevallen. Zij correspondeerde met menige (mannelijke) intellectueel in Europa, schreef als Nederlandse voornamelijk in het Frans, kende een gecompliceerd liefdesleven, met de nodige huwelijkskandidaten. De drie brievenboeken overlappen elkaar deels, maar dat maakte de pret niet minder (alleen al omdat de vertalers verschillend zijn).

Zuylen, Belle van, Rebels en beminnelijk. Brieven van Belle van Zuylen – Madame de Charrière (1740-1805) aan Constant d’Hermenches, James Boswell, Benjamin Constant en anderen 1760-1805. Vertaald uit het Frans door Simone Dubois, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1984. 5e druk – Paperback, 178p. – [Privé-Domein; 18].

Voor zover ik weet, is dit de eerste uitgaven van brieven van Belle van Zuylen, waarvan de eerste druk al uit 1971 stamt. We zien hier al een aantal boeiende tijdgenoten, deels “huwelijkskandidaten”, de revue passeren: Constant d’Hermenches, Markies de Bellegarde, James Boswell, Benjamin Constant, en enkele leden uit haar familie Van Tuyl van Serooskerken.

Zuylen, Belle van, Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid. Belle van Zuylen in briefwisseling met Constant d’Hermenches, James Boswell en Werner C.W. van Pallandt. Vertaald uit het Frans door Greetje van den Bergh, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1990. 4e druk – Paperback, 741p.

Deze uitgave verscheen voor het eerst in 1987. De titel verwijst naar een van de beroemdste uitspraken van Belle van Zuylen: “Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid.” Het typeert Van Zuylen ten voeten uit. Menige huwelijkskandidaat is dan ook stukgelopen op haar rotsvaste onafhankelijkheid; eigenlijk wilde ze helemaal niet trouwen. Uit de brieven blijkt hoe gecompliceerd haar verhouding tot mannen is, waartoe ze vaak in eerste instantie zich vooral intellectueel voelt aangetrokken.

De personages die in deze briefwisseling optreden zijn deels dezelfde als in de bovengenoemde selectieve uitgave, maar bevat ook enkele brieven van deze correspondenten, hetgeen voor iets meer context en perspectief zorgt. De uitgave is rijkelijk voorzien van toelichtende eindnoten en een “beschrijvend register” van de voornaamste genoemde en betrokken personen.

Boswell, James, Boswell en Holland. Met de volledige correspondentie met Belle van Zuylen. Vertaald uit het Engels door Jan Pieter van der Sterre, Atlas, Amsterdam / Antwerpen, 2000. 1e druk – Gebonden, 456p.

Dit boek is eigenlijk een beetje een zijpad, omdat James Boswell de hoofdfiguur ervan is. Boswell, van hoge Schotse komaf, geboren 9 dagen na Belle van Zuylen, studeerde in Utrecht toen hij haar leerde kennen. Zijn persoonlijke ervaringen, bestaande uit dagboekaantekeningen en brieven, werden in 1952 uitgegeven onder de titel Boswell in Holland. Dit boek vormt daarvan de vertaling, aangevuld met de correspondentie met Van Zuylen. Wat mij betreft onmisbaar om het (tijds)beeld zo compleet mogelijk te krijgen.

Dubois, Pierre en Simone, Zonder vaandel: Belle van Zuylen, 1740-1805. Een biografie. Van Oorschot, Amsterdam, 2012. 5e druk – Garenloos, 856p.

Als je dan al die brievenuitgaven hebt gelezen, dan ontkom je er natuurlijk niet aan om ook haar biografie te lezen, geschreven door het echtpaar Pierre en Simone Dubois. Het is een dikke, behoorlijk gedetailleerde biografie, soepel geschreven – al lijken sommige hoofdstukken toch vooral een compilatie van parafrases van de correspondenties.

Wens voor de toekomst: de tiendelige uitgave van de volledige werken (in het Frans), uitgegeven bij Van Oorschot.

Boeken over boeken en bibliofilie

Kuitert, Lisa, Het uiterlijk behang. Reeksen in de Nederlandse literatuur 1945-1996: 1. Sprekende boekdelen – 2. De spijkerbroek te midden van driedelig grijs – 3. Een sieraad voor de huiskamer – 4. Een vangnet voor moderne schrijvers – 5. Het uiterlijk belang. De Bezige Bij, Amsterdam, 1997. 1e druk – Gebonden, 386p. – Vijf delen in cassette (pagina’s doorgenummerd). Elk deel is gebonden dan wel paperback in overeenstemming met het onderwerp van dat deeltje.

Als verzamelaar van reeksen heb ik deze vijf deeltjes natuurlijk met rode oortjes gelezen. Het enige wat ik na afloop kon zeggen: meer, meer, meer! Een systematische beschrijving annex volledige bibliografie van de meeste van deze reeksen had ik zeker op prijs gesteld.

Nodier, Charles, De bibliomaan. Met bibliomaniakale aantekeningen door Ed Schilders & een biografische schets door Peter IJsenbrant. Vertaald uit het Frans door Martin Hulsenboom, Stichting Desiderata, Tilburg, 2021. 1e druk – Gebonden, 143p. – Met Elzevierometer.

Schitterende uitgave door Stichting Desiderata over de avonturen van een hartstochtelijke boekenjager.

Schneiders, P., Papieren geheugen. Boek en schrift in de westerse wereld. Fibula / Van Dishoeck, z.p., 1985. 1e druk – Paperback, 228p.

Dit is een interessant en heel toegankelijk boek over de geschiedenis van het boekwezen in Europa, vanaf de opkomst van het schrift in de oudheid tot en met de opkomst van de elektronische media. Van de grote rol van de kloosters en (ook toen al) particuliere verzamelaars in de middeleeuwen, het belang van de humanisten in de periode van de late middeleeuwen en de renaissance, met de boekdrukkunst als vliegwiel voor de verspreiding van teksten, de rol van kranten, wetenschappelijke tijdschriften en bibliotheken in de 17e eeuw, via Verlichting en Industriële Revolutie, komen we uit in de “eigen tijd”, dat op moment van verschijnen halverwege de jaren ’80 van vorige eeuw is, inmiddels dus ook al bijna 40 jaar geleden. Ook dat laatste hoofdstuk is boeiend om te lezen vanwege de toenmalige stand van zaken en vooral de kijk erop en de voorspellingen van de toekomst. De algemene verbreiding van wat wij nu het wereldwijde web noemen wordt al voorzien en de term “on-line” wordt al gebruikt – al zijn niet alle voorspellingen uitgekomen en is gelukkig een deel van het pessimisme m.b.t. het fysieke boek vooralsnog ongegrond gebleken. De nieuwste informatiedragers zijn dan nog “bestanden” op “floppy disc”, maar het belang van uitwisseling via netwerken wordt al onderkend.

Boeiend vond ik ook de rol van particuliere collectioneurs, zoals Richard de Bury (1287-1345). Hij nam een belangrijke plaats in de kerkelijke hiërarchie en diplomatie (o.a. bisschop van Durham). Boeken verzamelen was zijn grote passie. Hij kreeg uit hoofde van zijn functie en invloed veel boeken, ging zelf op boekenjacht en stuurde ook anderen erop uit. “Een geleerde of specialist met een bepaalde voorkeur was De Bury niet; hij verzamelde niet naar stijl of periode, maar wilde eigenlijk elk fraai boek hebben, de onverzadigbare collectionneur.” (p. 54) Welke eigentijdse bibliofiel herkent zichzelf niet, al was het maar een beetje, in deze spiegel?

Geschiedenis

Lendering, Jona, De randen van de aarde. De Romeinen tussen Schelde en Eems. Ambo, Amsterdam, 2000. 1e druk – Paperback, 223p.

Rady, Martyn, De Habsburgers. De opkomst en ondergang van een wereldmacht. Vertaald uit het Engels door Rob de Ridder, Spectrum / Unieboek, Amsterdam, 2020. 7e druk – Gebonden, 444p.

Boogaart, Ernst van den, Vreemde verwanten. De wereld buiten Europa, 1400-1600. Vantilt, Nijmegen, 2019. 1e druk – Gebonden, 402p.

Kieft, Ewoud, Oorlogsenthousiasme. Europa 1900-1918. De Bezige Bij, Amsterdam / Antwerpen, 2015. 1e druk – Gebonden, 544p.

Filosofie

Martelaere, Patricia de, Een verlangen naar ontroostbaarheid. Over leven, kunst en dood. Meulenhoff / Kritak, Amsterdam / Leuven, 1993. 2e druk – Paperback, 171p.

Speelse, soms tegendraadse, essays van de intelligente en helaas jonggestorven Patricia de Martelaere. Over de moeilijkheid om “niets” te zeggen. Over Freud en de melancholie, maar vooral ook over fictionaliteit (“echter dan werkelijk”).

Isocrates, Monument van mijn denken. Brieven & Redevoeringen. Vertaald uit het Grieks door Jeroen A.E. Bons, Historische Uitgeverij, Groningen, 2021. 1e druk – Gebonden, 396p. – [Filosofie & Retorica; 20].

In de fijne en mooie reeks Filosofie & Retorica verscheen afgelopen jaar een nieuw deel, met daarin de brieven en redevoeringen van de Griekse filosoof Isocrates. In de democratie die Athene was, was de kracht van het woord erg belangrijk. Isocrates probeert zijn medeburgers tot verantwoordelijke burgers op te voeden, die een vooraanstaande rol in de politiek kunnen innemen. De deugdethiek en de klassieke retorica vormen daarbij de belangrijkste instrumenten. De teksten dompelen je als lezer even onder in de Griekse wereld en haar problemen, zoals de machtsambities van de Grote Koning (uit Perzië).

Sterre, Jan Pieter van der [red. + vert.], Voltaire en de Republiek. Teksten van Voltaire over Holland en Hollanders. Vertaald uit het Frans door Jan Pieter van der Sterre, Atlas, Amsterdam / Antwerpen, 2006. 1e druk – Gebonden, 549p.

Onderaan deze lijst gekomen realiseer ik me dat ik, zonder opzet, relatief veel heb gelezen van en over de periode 1750-1850. Natuurlijk lazen we eerder de belangrijkste werken en brieven van Voltaire, maar dit boek biedt een aardige insteek door precies die teksten te selecteren waarin Voltaire zich uitlaat over ons land en zijn inwoners. Zo wordt er o.a. uitgebreid gesproken over de Oostenrijkse Successieoorlog, waarin ook de Nederlanden betrokken raakten, wat onder meer leidde tot de belegering en bezetting van Maastricht in 1748.

Heumakers, Arnold, De esthetische revolutie. Hoe Verlichting en Romantiek de Kunst uitvonden. Boom, Amsterdam, 2015. 1e druk – Paperback, 464p.

Net als het hierboven genoemde boek van Honings & Jensen beslaat ook dit boek de boeiende periode van Verlichting en Romantiek (globaal 1750-1830). Dit boek kan gecategoriseerd worden onder filosofie, kunstgeschiedenis of cultuurgeschiedenis in bredere zin, en zelfs onder literatuurgeschiedenis (poëtica). Het boek is een feest van herkenning: van de querelle des anciens et modernes via esthetische autonomie tot l’art pour l’art. Het boek laat mooi zien hoe de classicistische poëtica het veld moet ruimen voor het Romantische kunstbegrip, dat nog steeds onze blik op kunst en literatuur bepaalt.