Ik ken de (korte) gedichten van P.C. Hooft vrij goed, meen ik. Met name een aantal van zijn sonnetten zijn me erg dierbaar. Onlangs kocht ik een oude druk, uit 1671, van Hoofts Werken. Terwijl ik bladerde naar een van zijn bekendste sonnetten, Wanneer de vorst des lichts, op deze site eerder hier en hier besproken, stokte even mijn adem: dit gedicht ging toch anders?

Verschillende woorden zijn anders, moderner gespeld: uit der zee (i.p.v. wter zee), aanzienlijk (i.p.v. “aensienlijck”), etc. Maar ik werd vooral getroffen door breedtgespraaide pruik, dat ik me herinnerde als uytgespreide pruick (of iets in die trant), én de twee eerste regels van het sextet die drastisch anders zijn en een ander eindrijm hebben (praal-maal). Hoe zit dat?

Versie X

Het is niet ongewoon dat van gedichten verschillende varianten bestaan of dat gedichten – zeker als ze dateren uit vervlogen tijden – in de loop der tijd aan de modern geachte spelling van dat moment worden aangepast. Toch kun je als lezer plotseling toch verrast worden doordat je een (deels) andere tekst aantreft dan je verwachtte, zoals bij dit bekende sonnet van P.C. Hooft, dat hij schreef ter gelegenheid van zijn huwelijk met Christina van Erp in 1610.

Dat moest ik natuurlijk meteen controleren. Zo ben ik. Ik pakte een willekeurige moderne editie ter hand (Hooft 1899 of Hooft 1994), en daar lezen we inderdaad de versie die ons bekend in de oren ogen klinkt, die je zelfs in schoolbloemlezingen nog wel eens vindt, al dan niet wat aangepast:

Mijn geheugen bedriegt me dus niet. De verschillen tussen beide versies zijn opvallend. Wat is hier aan de hand? Wanneer is die andere versie ontstaan en heeft Hooft dat zelf gedaan en zo ja waarom? Welke versie heeft de voorkeur? Is die wat vreemde, minder bekende versie niet Ausgabe letzter Hand (zie b.v. hier voor deze term)?

In wetenschappelijke, historisch-kritische tekstedities worden varianten veelal middels een variantenapparaat inzichtelijk gemaakt (zie voor deze terminologie hier). Voor zover mij bekend is er van de lyrische gedichten wel een relatief recente uitgave, gebaseerd op de handschriften van Hooft (ed. P. Tuynman, 1994), maar geen editie waarin de varianten van de sonnetten zijn te vinden. Dat betekent dat ik zelf op onderzoek mag.

Gelukkig bieden de inleiding bij de uitgave door Stoett-Leendertz (Hooft 1899) en de facsimile-uitgave van Alle de gedrukte werken (Hooft 1972) wel wat handvatten, waar wij ons aan kunnen vasthouden.

Volgens genoemde inleiding is dit sonnet, samen met vele andere gedichten, voor het eerst verschenen in de bundel Emblemata amatoria uit 1611. P. Leendertz is het niet gelukt “andere liedboeken of verzamelingen van gedichten, ouder dan 1611, te vinden, die zangen of sonnetten van Hooft bevatten.” (Hooft 1899, p. XVI). Het sonnet is wel in handschrift overgeleverd. In Hooft 1899 wordt dit “Handschrift A” genoemd. Ik heb dit niet geraadpleegd (om praktische redenen).

De versie uit de eerste druk van 1611 is nagenoeg gelijk aan de min of meer algemene versie die ik hierboven aanhaalde. Vergelijk maar:

De verschillen zitten slechts in de spelling van bepaalde woorden en de extra komma’s die metrisch / syntactisch meer nadruk leggen op de bijzinnen en bijstellingen. Deze tekstvariant duiden we vanaf nu aan met X.

Versie Y (vanaf 1636)

Wanneer is die andere versie eigenlijk ontstaan? In deel 3 van Alle de gedrukte werken (Hooft 1972) is o.a. de bundeling uit 1636 te vinden, die verscheen onder de titel Gedichten (Hooft 1636), waarvan hieronder het titelblad wordt getoond.

Ook hierin is het sonnet Wanneer de vorst des lichts opgenomen, qua tekst overeenkomend met de versie die ik aantrof in de folio-uitgave uit 1671. Deze tekstvariant duiden we vanaf nu aan als Y. In 1636 luidt het sonnet aldus:

De editie Werken (Hooft 1671) borduurt hier dus op voort, zoals boven getoond. De editie Mengelwerken uit 1704 is een uitgebreide heruitgave van de Werken uit 1671. De sonnetten in die heruitgave zijn gelijk aan die uit 1671.

Onderhand wordt het handig om eens wat zaken op een rijtje te zetten.

Varianten en edities

Afgezien van de variaties in de spelling van woorden kunnen we de volgende twee tekstvarianten onderscheiden:

Variant XVariant Y
r.3: uytghespreyde pruyckBreedtgespraaide pruik
Woordvolgorde (inversie):

r. 6: En steeden vollickrijck
r. 7: In duysternis verdvvaelt
Woordvolgorde (genormaliseerd):

En vollekrijke steên
Verdwaalt in duisternis
r.9 / 10:
Maer d’andre starren, als nae yvrich van zijn licht,
Begraeft hy met zijn glans in duysternissen dicht,

Maar d’andre starren, als naaryvrigh van die praal,
Begraaft hy in zijn’ glans. Zy zwichten all’te maal.

De grootste inhoudelijke verschillen tussen X en Y zijn dus de uitgespreide versus de breedgespreide (“gespraaide”) pruik en dat wat de zon aanricht bij de andere sterren. In versie Y zijn de andere sterren jaloers op zijn praal en zwichten ze voor zijn glans. Versie X gaat m.i. veel verder: daar zijn de andere sterren jaloers op het licht zelf van de zon, en begraaft hij de andere sterren met zijn glans in duisternissen dicht. Zij zwichten niet alleen, maar verdwijnen geheel, komen in het donker alleen te staan. Persoonlijk vind ik variant X (waarschijnlijk de oudste versie) veel krachtiger qua beeldspraak en fraaier qua zinsconstructie.

Hoe zijn deze varianten nu verdeeld over de uitgaven waarin het sonnet is opgenomen? Voor zover mij bekend is het sonnet in de volgende handschriften en uitgaven te vinden, maar ik sluit niet uit dat ik iets over het hoofd zie:

Tekstvariant EditieBijzonderheden / verschillen
X1 Hooft 1610 Handschrift, autograaf, sonnet is gedateerd 28-03-1610.
X2 Hooft 1611 X2 wijkt in spelling en leestekens iets af van X1.
S wordt Z aan begin van woorden (Sijn wordt Zijn), extra komma’s, letter w als dubbele v gedrukt.
X2Hooft 1618 Herdruk van ed. Hooft 1611, met enkele gedichten uitgebreid. De bestaande gedichten uit ed. 1611 zijn ongewijzigd overgenomen, dus ook ons sonnet.
Y1 Hooft 1636 Dit is de eerst bekende editie met tekstvariant Y.
breedtgespraeyde pruyk
van die prael / all’te mael
Y2 Hooft 1671Grotendeels gelijk aan Y1. Variaties in spelling:
breedtgespraaide pruik
van die praal / all’te maal
Y2Hooft 1704 Uitgebreide herdruk van Hooft 1671. De sonnetten zijn exact gelijk aan de editie 1671.

De omslag tussen X en Y moet dus ergens tussen 1618 en 1636 hebben plaatsgevonden, nog tijdens het leven van de dichter. Heeft hij het zelf veranderd, zo ja waarom? Vond hij Y beter? Heeft hij zich vergist en zich op een eventueel andere bestaande handschriftversie gebaseerd? Heeft iemand anders het aangepast? Is er ook van versie Y een (klad)handschrift te vinden?

Alle moderne uitgaven (in elk geval van na 1850) baseren zich op het overgeleverde handschrift (Hooft 1610) en kiezen als tekst X1, met soms enige spellingaanpassingen of lichte moderniseringen.

Oorzaken van variatie?

Hooft verzamelde (de netversies van) zijn werken veelal in folio delen. Hij en anderen schreven kladversies over en corrigeerden daarbij mogelijk of veranderden de spelling, die door de drukker wellicht weer genormaliseerd werd naar zijn eigen spellingsstandaarden:

“Zijne meeste brieven schreef hij eerst in het klad, hetzij in boeken, hetzij op losse bladen, en zorgde dat dit niet verloren ging. Ook zijne prozawerken werden doorgaans eerst op losse bladen, dikwijls op de keerzijde van brieven of adressen van brieven geschreven, maar dan schreef of hij zelve of een zijner bloedverwanten of vrienden ze in het net op folio-bladen stevig schrijfpapier. Met sommige zijner gedichten ging het even zoo. En waarschijnlijk werd daarvan weder een afschrift gemaakt ten dienste van den drukker. Met zekerheid blijkt dit omtrent de Gedichten, in 1636 uitgegeven.” (Hooft 1899, Inleiding, p. V).

Dit zal een deel van de verklaring zijn van de aangetroffen spellingvarianten, maar niet van de tekstuele verschillen. De laatste zin uit bovenstaand citaat is met name zo interessant, omdat in de uitgave van 1636 variant Y voor het eerst optreedt. Ook de zoon, Arnout Hellemans Hooft, speelt een grote rol bij (postume) uitgaven van Hoofts werk. Of dat van invloed geweest is op de tekstvarianten van dit sonnet, wie zal het zeggen? Misschien moet ik nog iets dieper graven…

Literatuurverwijzingen

Hooft 1610 (hs. A)
Poezij, Handschrift Amsterdam, in Hooft 1899 (p. VIII) aangeduid als “Hs. A”.

Hooft 1611
P.C. Hooft, Emblemata Amatoria, Afbeeldinghen van Minne, Emblemes d’Amour. Ghedruckt t’ Amsterdam by Willem Janszoon inde vergulde Zonnewyser. 1611. – Te raadplegen via Hooft 1972.

Hooft 1618
Herdruk van Hooft 1611.

Hooft 1636
Gedichten van den Heere Pieter C. Hooft, Drost te Muyden, Baljuw van Goeylandt, etc. Verzaemelt en uytgegeven door Jacob vander Burgh, Raedt des Heeren van Brederode. Amsterdam: Johan Blaeu, 1636. – In deze editie is een deel van de gedichten uit de eds. 1611/1618 weggelaten.

Hooft 1671
P.C. Hooft, Werken. “Ten deele nooit tevooren gedrukt”. Amsterdam: Jacob Lescailje, “Boekverkoper op den Middeldam”, 1671. Uitgebreide druk van Hooft 1636.

Hooft 1677
P.C. Hooft, Werken. Tweede deel. Amsterdam: Johan van Someren / Abraham Wolfgangk / Henrik & Dirk Boom, 1677. – hierin zijn wel gedichten van Hooft, maar is ons sonnet niet opgenomen.

Hooft 1704
P.C. Hooft, Mengelwerken, “Ten deele nooit tevooren gedrukt | Nu op veele plaatsen verbetert en vermeerdert”. Amsterdam: Henrik Wetstein & Pieter Sceperus / Leiden: Daniel van den Dalen / Utrecht: Willem van de Water, 1704. Uitgebreide heruitgave van Hooft 1671.

Hooft 1899
P.C. Hooft, Gedichten [2 delen]. Volledige uitgave door F.A. Stoett, 2e geheel herziene en opnieuw bewerkte en vermeerderde druk van de uitgave van P. Leendertz Wz. Amsterdam: P.N. van Kampen, 1899. Te raadplegen via DBNL.

Hooft 1972
P.C. Hooft, Alle de gedrukte werken, 1611-1738 [9 delen]. Uitgegeven door W. Hellinga en P. Tuynman. [Facsimile-uitgave]. Amsterdam: University Press, 1972.

Hooft 1994
P.C. Hooft, Lyrische poëzie [2 delen], Nieuwe tekstuitgave door P. Tuynman bezorgd door G.P. van der Stroom. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1994. – in deze uitgave is het besproken sonnet te vinden op p. 182.

Stroom 1997
G.P. van der Stroom, “De geschiedenis van de Hooft-handschriften ontraadseld”, TNTL 113 (1997), pp. 2-19. Te raadplegen via DBNL.