Meer over W.F. Hermans

In ons blogbericht uit april vertelden we over een vondst van de handtekening van de jonge Willem Frederik Hermans uit 1937, in een verzamelwerk van Vondel, ten geschenke gegeven aan de bezielende docent en regisseur Arnold Saalborn, die toen met zijn klas Vondels Lucifer had opgevoerd, inclusief de jonge Hermans. Daarvan blijkt ook een foto te bestaan!

Via de mail kreeg ik van een oplettende lezer, Rob Delvigne, onderstaande foto gestuurd, Hermans zit op de voorste rij, derde van rechts.

De foto is afkomstig van de familie van Eduard von Baumhauer (1920-1941) en terug te vinden in de nieuwsbrief van de Vrienden van het Barlaeus, aflevering juli 2023.

Eerder, in 1936, had de klas waarin Hermans zat ook al Sophokles’ Antigone opgevoerd. Van die opvoering is een affiche teruggevonden van de aankondiging, waar wordt vermeld dat de broer van Arnold namelijk Louis Saalborn voor de regie tekende.

Dit affiche was in eigendom van Rob Delvigne. Hij meldde mij hierover het volgende: “Het Antigone-affiche heb ik ooit van Hermans gekregen en enkele jaren geleden laten veilen bij Bubb Kuyper. Voordat ik hem naar Haarlem bracht, heb ik er een foto van gemaakt. Otterspeer heeft in dl. 1 van zijn Hermans-biografie een foto afgedrukt van het affiche, door Hermans zelf gemaakt.”

Met dank nogmaals aan Rob Delvigne voor het sturen van deze interessante foto’s.

Nota bene: bovenstaande afbeeldingen zijn gebruikt omdat voor zover bekend er geen rechten van belanghebbenden op rusten. Mocht dit toch het geval zijn, dan verneem ik dit graag en zullen wij in nader overleg treden. Deze website is een non-profit initiatief om de aandacht voor boeken en literatuur te bevorderen. De maker van deze site noch een derde ontvangt enig bedrag voor de gepubliceerde teksten en materialen.

Want geluk is niet te verduren

Stilleven is allereerst de aanduiding van een genre in de schilderkunst: een aantal objecten bij elkaar gelegd of gezet en dan min of meer realistisch op doek gebracht, vaak om schoonheid en vergankelijkheid te tonen (memento mori). Meestal komt er geen mens of ander levend wezen op voor, maar zijn het dingen, vaak voedingswaren, geslachte dieren, vaatwerk, overrijp fruit, een doodshoofd.

Ook in dit gedicht van Kouwenaar is er sprake van een dergelijk stilleven, al zien we hier wel een persoon op de afbeelding, namelijk een geïmpliceerd ik: stilleven met eter – wat een grappige toespeling is op bovengenoemd genre. En net als bij een traditioneel stilleven, is er een opeenstapeling of opsomming van min of meer toevallige objecten: theeglas, ei, de eter – scherven van een leven. De vraag die hier dan ook opdoemt, is of de eter inmiddels niet al dood is, en daarmee “geobjectiveerd” tot inderdaad onderdeel van dit stilleven, en vanzelfsprekend is het dood in metaforische zin, maar de slotregel laat er geen misverstand over bestaan: dit is een (al dan niet voortijdige) toestand van dood: toen men nog leefde – dat is voorbij. Of verbeeldt het gedicht al de vooruitgeziene daadwerkelijke dood van het ik?

Lees verder

Men moet zich hier uitschrijven

Wat als eerste opvalt, is dat het gedicht heel klankrijk is. Zoals wel vaker in de poëzie van de Vijftigers komt (traditioneel) eindrijm niet of schaars voor, maar we zien wel klankherhalingen als alliteratie en assonantie binnen regels en over regels heen. Zo luidt de eerste strofe:

Trager de wespen, schaarser de dazen
groenvliegen grijzer, engelen gene, niets
dat hier hemelt, alles brandt lager

Woordbetekenis, klank en metrum werken hier samen om het vertragende effect van de voorbijgaande zomer te verklanken als het waren. Een combinatie van dactylus en trochée (‒ ᴗ ᴗ  ‒ ᴗ ) vormt het grondpatroon van deze eerste regels (“niets” hoort metrisch gezien bij de volgende regel, en krijgt door de specifieke plaatsing aan het einde van de vorige regel extra nadruk). De drie lange a’s in regel 1 versterken dit vertragingseffect en vinden hun afsluiting in regel 3: lager.

Alles gaat op een lager vuurtje, het zijn de laatste dagen van de zomer, zoals de titel al aangeeft. Lager is dus niet alleen een plaatsbepaling (als contrast met de hoge hemel), maar ook een indicatie van afnemende snelheid en felheid. Het gebruik van hemel als werkwoord (persoonsvorm) roept associaties op met de zegswijze “hij is gaan hemelen” (d.w.z. overleden), maar betekent ook: niets gaat hier zo hoog als de hemel (“engelen gene”), het is allemaal heel aards.

Lees verder