Een jong meisje, Zazie, wordt door haar moeder gedropt in Parijs bij oom Gabriël, die als “veilig” te boek staat, aangezien hij zijn geld verdient door als vrouw verkleed op te treden voor publiek (voortdurend wordt in het boek gezinspeeld op zijn homoseksualiteit, maar Gabriël ontkent consequent). Het metropersoneel blijkt echter te staken, dus er rijden geen metro’s, het hele boek door niet.
Pas op de allerlaatste bladzijden rijdt er eindelijk weer een metro en dan wordt in één zinnetje afgeraffeld hoe de op de vlucht zijnde hoofdpersonen elk een andere lijn zullen nemen, inclusief Zazie, maar die is nog verdoofd en half buiten bewustzijn, dus of ze er iets van meekrijgt? Daarmee heeft de titel de lezer al vanaf het begin op het verkeerde been gezet. Deze ironische manoeuvre van de schrijver, Raymond Queneau, zet ons op het spoor dat we dit verhaal wellicht niet moeten lezen als een realistisch verhaal. Een bont scala van personages (ik spreek met opzet niet van personen) trekt aan de lezer voorbij. Sommigen blijken bij nader inzien niet te zijn wie ze zijn, en belanden van de ene in de andere absurde situatie.
Lees verder