Voor de katholieken te vrijzinnig, voor de vrijzinnigen te katholiek. De dichter Jan Engelman werd tijdens de hoogtijdagen van zijn dichterschap zowel vereerd als verguisd. Hij kreeg met name kritiek op zijn soms onverhuld erotische gedichten, zoals “Zacht branden”:
Zacht branden van de teedre lenden:
een wiegeling, een wit satijn
aan mijne handen, de gewenden,
die met haar leest verzameld zijn
tot éénen slag en in het stuwen
des bloeds niet laten van hun wit.
Die stem, die stameling bij ’t huwen:
wie zijt gij? ─ En het diepst bezit
de tweelingster, haar oogen, weergevonden
in de golven en het nachtstruweel
der haren, stroomende ontbonden
op dezen schouder en haar prille keel.
In het online tijdschrift Neerlandistiek ga ik uitgebreid in op de bijzondere aard van het dichterschap van Engelman, in twee afleveringen: in de eerste aflevering bespreek ik enkele gedichten uit Tuin van Eros (1932), in de tweede aflevering reflecteer ik op de reacties van de tijdgenoten van Engelman.