In mijn kleine collectie met 18e-eeuwse drukken bevinden zich twee curieuze boeken, twee jaarboeken van een genootschap: Prysverhandelingen van het genootschap tot verdediging van den christelyken godsdienst, tegen desselfs hedendaegsche bestryderen, uitgegeven in 1792 en 1793 te Amsterdam, Haerlem en in ’s Haege, bij J. Allart, C. van der Aa en B. Scheurleer. De jaarboeken bestaan uit een verzameling beschouwende (of beter: beschouwelijke) opstellen, geschreven ter verdediging van het christelijke geloof tegen de vrijzinnigheid, nieuwlichterij en antigodsdienstige tendensen van Verlichting en Franse Revolutie. Wat zijn dit voor boeken? Wat is de achtergrond ervan? Deze vragen leidden mij op een korte excursie buiten mijn eigenlijke aandachtsgebied (taal- en letterkunde).
De tijd van genootschappen en prijsvragen
De 18e eeuw is wel de eeuw van de genootschappen genoemd. Volgens romantiserende voorstellingen kwamen intellectuelen bij elkaar in salons en discussieerden zij op hoog niveau over maatschappelijke en filosofische kwesties en verspreidden zij de idealen van de Verlichting. Veel genootschappen hielden zich echter (ook) met andere kwesties bezig: letterkundige, wetenschappelijke of godsdienstige. Niet alle genootschappen waren per definitie ingenomen met de eigentijdse Aufklährung. Het Genootschap tot Verdediging van den Christelyken Godsdienst, kortweg “het Haagsche Genootschap”, had als doel “de schadelijke werking van onchristelijke boeken tegen te gaan”.
Lees verder