De laatste dagen van de zomer

Donderdag eind van de middag. Het zonnetje schijnt. Schijnt nu. Tussen de middag heb ik enkele mooie boeken op de kop getikt. Hoe mooi de nederzetting Coriovallum ook is, de doorwaadbare plaats aan de Maas, Trajectum ad Mosam werkt op mij als een magneet. Trein en fiets brengen mij waar ik zijn wil.

Men parkeert de fiets op de zonovergoten Markt en vindt alras een passend terras, waar men zich nederzet met een der verworven aanwinsten. La dolce vita.

Ik zie scherper door de taal

Rusteloos tot rust komen. Weer verleid zijn, maar het mag. Twee keer poëzie, één keer dramatiek en twee keer historiek. Ik ben eigenlijk over alle vijf de aanwinsten verguld.

Als ik mijn stapeltje aan een collega laat zien, bladert hij verbaasd in het boek van mevrouw Roland Holst. Ik realiseer me dat “dramatische kunst” tegenwoordig wat “dramatisch” klinkt voor wie niet specifiek is ingevoerd in (oudere) literaire terminologie, waarin de drie literaire hoofdgenres bestonden uit lyriek, epiek en dramatiek.

Lees verder

Ik ben een bloem

Lezend in Gezelle keer ik terug naar de jaren 1989-1990, toen een intelligente en bevlogen leraar Nederlands een vwo-klas in het eindexamenjaar uitgebreid kennis liet maken met onder andere het werk van Guido Gezelle, de Vlaamse priesterdichter uit de 19e eeuw.

Zoals dat hoort voor een nog onwetend maar ontvankelijk publiek op die leeftijd, werden we door een aantal van diens bekendste gedichten geleid: “Ego flos” (Ik ben een blomme), “’t Er viel ‘ne keer”, “Het Schrijverke” (dat zo mooi poëticale en natuurlijke motieven vervlecht), et cetera.

Lees verder