Ik ben een materialist. Doorgaans wordt dat niet echt als een aanprijzing beschouwd. Materialisme betekent in het meest dagelijkse taalgebruik iets als “te veel belang hechten aan materiële zaken, lees geld”. Een materialist is al snel een egoïst, iemand die weinig tot geen oog heeft voor de ideële kant van het bestaan, een money maker met dollartekens in zijn ogen.
Of denk alleen al aan het historisch materialisme: even roemloos ten onder gegaan als de sterk verwante begrippen marxisme, leninisme, communisme en maoïsme. Niet ten onrechte overigens, want tot in de wetenschap aan toe werd het historisch materialisme als een frame aan het denken opgelegd en werd het een zichzelf verklarend verschijnsel vol cirkelredeneringen. En het ging alweer om dat verderfelijke slijk der aarde.
En toch: “materialist” zou ik als een geuzennaam willen hanteren voor het aandacht hebben voor de objecten rondom ons in de wereld, die steeds virtueler wordt: boeken en muziek zijn steeds meer verkrijgbaar op in hoge mate kopieerbare media, waardoor het zijn exclusiviteit als tastbaar object verliest. Welke waarde heeft een stuk muziek als het tussen letterlijk duizenden andere stukken muziek staat, gecomprimeerd en wel, op een hard disk van 1 Terabyte? Hoe waardevol is het nu werkelijk als je “een hele bibliotheek” mee op vakantie kunt nemen op je e-reader? Is vakantie nu niet juist de ontsnapping aan die dwingende aanwezigheid van informatie?
Een materialist zoals ik mijzelf zie, houdt van het tastbare: dat wat je kunt aanraken, wat je kunt voelen, ruiken, zien (in de werkelijke betekenis, dus niet een regel op een playlist). Een materialist houdt van dat wat daadwerkelijk ruimte inneemt, een plek voor zichzelf opeist in de 3D ruimte, omdat het er mag zijn. Objecten hebben net als levende wezens (mensen, dieren, planten) recht op bestaan, nu ze er eenmaal zijn. Daarom heb ik ook zo’n hekel aan verspilling, zinloze vernietiging van “dingen”, in de meeste gevallen volstrekt overbodig en alleen maar een uiting van onlust.
Ik moest hieraan denken toen ik “Van wie is de wereld eigenlijk” las, van de filosoof Jaap van Heerden (uit de bundel Wees blij dat het leven geen zin heeft). Daarin wordt ook de rol van de esthetica verdedigd, de leer van het schone. De vaak toch wat zure milieukritiek richt zich meestal op ethische argumenten, maar zou juist vaker zich moeten richten op de esthetische argumenten: “het filosofische idee dat weggeworpen blik onverenigbaar is met de schoonheid van de Matterhorn”. Ook dat heeft te maken juist met respect voor dat wat in de werkelijkheid bestaat, het materiële.
Niet alleen de natuur maar feitelijk alles wat bestaat zou, consequent doorredenerend, “recht van bestaan” hebben, al zijn daar praktisch gezien wel enkele tegenstrijdigheden en complicaties mee gemoeid. “Dit is een gedistingeerd wijsgerig standpunt en in sommig opzicht ook heel redelijk. Als de stelling door iedereen in serieuze overweging genomen zou worden, is een belangrijk winstpunt dat […] onze natuurlijke bereidheid tot vernielen over te gaan, aanzienlijk wordt vertraagd.” (Van Heerden, p. 23).
Het is moreel helemaal geen zonde om te genieten van materiële zaken, zolang ze maar geen fetisj worden. Integendeel, juist het respectvol behandelen van objecten als waren het mensen, zou wel eens ook kunnen leiden tot het minder behandelen van mensen als objecten (in de negatief bedoelde zin). En wie is er ongevoelig voor de geur van een oud boek of de kartonnen hoes van een LP? Wie krijgt geen, al zijn het nog zo vage, nostalgische gevoelens bij het aanschouwen van een bibliotheek vol oude boeken of het opzetten van een grammofoonplaat, die na enkele spatten en tikken een warm en relatief zuiver geluid produceert?
Verzamelaars, met hun menselijke deugden en gebreken, zijn behalve verzamelaars van ervaringen ook hoeders van objecten. Zij kennen meestal heel goed de waarde-op-zichzelf van een object en behandelen het vol respect. Op het moment dat een verzamelaar vol aandacht bezig is met zijn collectie, is hij op zijn onschuldigst, zal er geen kwade gedachte door zijn hoofd spelen, laat staan een misdaad. Alleen de afgunst… dat is een grote valkuil.