De poëzie van Adriaan Roland Holst, de poëzie van William Butler Yeats, en de Keltische mythologie ontdekte ik als jonge twintiger ongeveer tegelijkertijd, en ze lagen mooi in elkaars verlengde.
Ter gelegenheid van de geboortedag van de Nederlandse ‘Prins der dichters’ heb ik een uitgebreid opstel van mijzelf uit 1994 uit de mottenballen gehaald. Het artikel gaat over de mythische kant van de poëzie van Roland Holst, gedemonstreerd aan enkele gedichten uit Voorbij de wegen (1920). Ik heb het enigszins ingekort en me een enkele stilistische verbetering veroorloofd – verder vraag ik verschoning voor de onvolkomenheden die het nog bevat, maar een auteur hoeft zich niet voor elk van zijn ‘jeugdzonden’ te schamen.