Het jaar 1937 was het 350-ste geboortejaar van Joost van den Vondel. Bovendien was Gysbrecht van Aemstel, een van zijn bekendste werken, precies 300 jaar oud. De grote Vondel-herdenking werd dat jaar gevierd met tal van uitgaven van zijn werken, waaronder de 10 kloeke delen van De werken van Vondel (uitgegeven tussen 1927 en 1937).

Ik realiseer me dat mijn uitgebreide kennismaking met Vondel (en overigens ook Hooft en Huygens) met name te danken was aan de uitstekende lessen aan het Henric van Veldekecollege te Maastricht. Naast de bekendste (kleinere) gedichten van Vondel hebben we destijds in de klas (vwo 5) ook Gysbrecht van Aemstel integraal gelezen.

Ik was danig onder de indruk, niet zozeer van het toneelspel, of het verhaaltje dat erin verteld wordt, maar van de poëzie in paarsgewijs rijmende regels, van de enigszins bedwelmende taal, die ondanks enkele moeilijkheden toch behoorlijk goed te begrijpen was.

Het hemelsche gerecht heeft zich ten lange leste
Ontferremt over my, en mijn benaeude veste,
En arme burgery; en, op mijn volx gebedt,
En dagelijx geschrey, de bange stadt ontzet.
De vyant, zonder dat wy uitkomst durfden hoopen,
Is, zonder slagh of stoot, van zelf het velt verloopen.
Mijn broeder jaeght hem na, zy nemen vast de wijck,
En vluchten haestigh langs den Haerelemmer dijck.
Zoo stuift de zee voor wint met haer gedreve golven.
Zoo zagh men menighmael een kudde wreede wolven,
En felle tigers vliên voor 't ysselijck geschreeuw
Van aller dieren vorst, den hongerigen leeuw,
Om niet al levendigh en versch te zijn verslonden
Van hem, die op zijn jaght geen aes en had gevonden.

Deze poëzie is mij altijd blijven boeien en Vondel heeft een ereplaats in mijn persoonlijke galerij. In een fijn Heerlens antiquariaat stuitte ik onlangs op twee fraaie uitgaven, ook nog eens typografisch verzorgd door twee Maastrichtenaren die tot de grootste Nederlandse typografen en boekvormgevers horen: A.A.M. Stols en Charles Nypels. Genoeg reden om deze boeken toe te voegen aan de Bibliotheca Habetsiana.

De uitgave van Stols – 1927

Vondel, Joost van den, Gysbrecht van Aemstel. D’Ondergang van zijn stad en zijn ballingschap. Treurspel. Urbs antiqua ruit. A.A.M. Stols, Maastricht, 1927. 1e druk – gebonden, 79p. – [Trajectum ad Mosam; 25]. – Tekst naar de eerste uitgave (1638), onder red. van Jan de Vries en A.A.M. Stols. Oplage van 485 exemplaren, waarvan 50 op geschept Hollandsch papier (I – L) en 435 op Engelsch papier (1-435). Dit is no. 217/435.

Dit boek is uitgegeven in 1927, dus 10 jaar vóór het grote Vondel-jaar, maar in hetzelfde jaar als waarin het eerste deel verscheen van de hierboven genoemde tiendelige uitgave De werken van Vondel.

Typerend voor de bibliofiele uitgave van Alexandre A.M. Stols is wat men wel typographie pure heeft genoemd: een minimum aan illustraties. De enige illustraties in dit boek zijn dan ook het door zijn broer Alphonse Stols getekende wapen van de Heren van Aemstel op de titelpagina’s, het portret van Vondel (frontispice) en het vignet in het colofon. De versiering zit in de letters, met name de initialen. Ook de tweekleurendruk vind ik persoonlijk erg mooi.

In catalogi van antiquariaten ziet men bij deze uitgave wel eens de aanduiding “Van Dijk 123” staan, verwijzend naar de “Lijst van door Stols uitgegeven en/of typografisch verzorgde boeken en tijdschriften” (In: C. van Dijk, Alexandre A.M. Stols, 1900-1973: uitgever, typograaf. Zutphen: Walburg Pers, 1992).

De uitgave van Nypels – 1937

Vondel, Joost van den, Gysbreght van Aemstel. Uitgeversmaatschappij Joost van den Vondel, Amsterdam, 1937. 1e druk – gebonden, 170p. – Tekstverzorging door Prof. Dr. N.A. Donkersloot, inleiding van Anton van Duinkerken, illustraties van Anton Pieck, typografie Charles Nypels. Nr. 2625.

Deze uitgave is in tegenstelling tot de vorige heel ruimhartig geïllustreerd. Een groot deel van de prenten en tekeningen is afkomstig van Anton Pieck (kleinere afbeeldingen zijn vaak gesigneerd met slechts zijn initialen). Zowel de kleurafbeeldingen als de zwart-wit tekeningen zijn bijna allemaal zeer fraai. Zie onder andere onderstaande twee afbeeldingen:

De oplage van de Nypels-editie (een paar duizend, precieze aantal onbekend) was veel groter dan die van Stols (485), wat het makkelijker verkrijgbaar en dus minder exclusief maakt, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door het lees- en kijkplezier. De letters zijn helder en lezen prettig, de afbeeldingen sprekend. Het allermooist vind ik misschien wel de geïllustreerde initialen van elk bedrijf en elke rey. De boekband is wat grover van materiaal, maar band- en rugstempel zijn daarentegen weer een genot voor het oog.

Opvallend is verder dat het wapen van de Heren van Aemstel veel puntiger is dan in de uitgave van Stols. Boekenvriend Perkamentus wees mij erop dat dit heraldisch gezien ook verschil maakt, zie hieronder.

De storyline van Gijsbrecht van Aemstel speelt rond 1300. Dit is niet preciezer aangeduid, maar Floris V was in 1296 vermoord, en het toneelstuk behandelt de nageschiedenis. Het is niet zeker welke vorm de juiste is, aangezien we op de grens van 2 eeuwen zitten, hoewel het feit dat het geslacht in 1300 al bestond de keuze voor het spitse wapenschild logischer maakt. Behalve dit wapen is op de titelpagina het wapen van Amsterdam terug te vinden.

In catalogi van antiquariaten ziet men bij deze uitgave wel eens de aanduiding “Van Laar 153” staan, verwijzend naar de “Bibliografie Charles Nypels” van Marianne en Karel van Laar (In: William Graatsma e.a., Charles Nypels. Meester-drukker. Maastricht: Charles Nypels Stichting, 1986).